Allereerst gefeliciteerd met je nieuwe baan. Wat ga je als hoogste baas bij het KNMI doen?
‘Het KNMI is een prachtig instituut met sterk onderzoek op het gebied van weer, klimaat en seismologie. De uitdaging die mij wacht is om de organisatie van het KNMI aan te passen aan nieuwe maatschappelijke eisen zoals bijvoorbeeld het toegenomen belang van vraagsturing. En net als bij alle andere instituten en diensten in de publieke sector zal er ook iets bezuinigd moeten worden.’
Wat heb je eigenlijk met het weer?
‘Ik vind de natuurwetenschappelijke uitdagingen in vakgebieden als klimatologie en seismologie buitengewoon interessant. Daarnaast had mijn vader als hobby het weer. Hij vond het leuk om aan de hand van de wolken en zijn barometer observaties en voorspellingen te doen. Van die interesse heeft hij mij wel wat meegegeven.’
Hoe kijk je terug op ruim vijf jaar als decaan van TNW?
‘Ik ben er trots op dat de faculteit er goed voorstaat, zowel qua onderzoek en onderwijs als qua organisatie. Je hoeft alleen maar de berichten op de website van de UT van de afgelopen weken te bekijken en je ziet wat ik bedoel. We halen drie ERC-grants binnen, we hebben vier topopleidingen volgens de Keuzegids 2014 en de instroom was in september met 30 procent gestegen. We hebben bovendien met succes het tenure-tracksysteem ingevoerd en we hebben de vakgroep XUV Optics overgenomen van FOM.’
Toen je in 2008 begon, noemde je het trekken van meer bètastudenten als een van je belangrijkste doelen. Ben je daarin geslaagd?
‘Mijn droom was veel meer instroom voor bèta, ook vanuit mijn voorzitterschap van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging, een nevenfunctie die ik tot april 2013 heb gecombineerd met mijn baan als decaan. De instroomverhoging is gelukt. De faculteit heeft dit jaar 50 procent meer eerstejaars dan in 2008. Die cijfers gaan natuurlijk altijd met fluctuaties gepaard, maar de trend van de afgelopen jaren is stijgend.’
Is er ook iets wat je is tegengevallen in die vijf jaar?
‘Ik had graag gezien dat de organisatiestructuur van de UT, met faculteiten en instituten die naast elkaar staan, was aangepast. De huidige structuur zorgt er voor dat het soms lijkt of er twee kapiteins op één schip staan, en leidt tot onduidelijkheid bij de medewerkers. We zijn daardoor met zijn allen veel tijd kwijt om dingen goed te regelen. Over het algemeen gaat dat ook goed hoor, maar je moet er wel veel tijd en energie in steken.’