Ellen Hamelers, lid van de UReka-fractie in de universiteitsraad (op de foto de tweede van links), drong gisteren bij rector Ed Brinksma op het debat aan. Indirect is de invoering van de UnionCard de aanleiding voor dat debat.
Formeel heeft de universiteitsraad nog geen mening over de nieuwe kaart, maar UReka vindt dat de U-raad daar op z’n minst naar moet worden gevraagd, ook omdat de invoering van de UnionCard ‘veel impact heeft op studenten’.
Verschillende regels
Brinksma benadrukte gisteren in de universiteitsraadsvergadering opnieuw dat de raad alleen iets te zeggen heeft over studiegerelateerde studentenvoorzieningen. De U-raad consulteren over sport en cultuur is daarom niet nodig, vindt hij. ‘Daarbij wijst hij op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW),’ vertelt Hamelers. ‘Maar wij kijken ook naar het reglement van de U-raad.’ In een brief aan het CvB beschreef ze dat ook al eens.
Hamelers hoopt dat het debat er toe leidt dat er meer duidelijkheid komt over de rol van de U-raad als het gaat om sport en cultuur. ‘Doel is dat er beleidsstukken komen waarin onze rechten op dit punt duidelijker worden verwoord.’
Reactie Student Union
Volgens de Student Union zelf is formele inspraak van de universiteitsraad niet nodig. ‘We zijn een onafhankelijke stichting,’ laat voorzitter Jerom van Geffen weten. ‘Het CvB bepaalt op welke terreinen wij beleid mogen maken. Een Raad van Toezicht, waarvan de leden zijn gekozen door de sport- en cultuurverenigingen, heeft instemmingsrecht. Daardoor kunnen wij daadkrachtig werken. Als de U-raad ook instemmingsrecht in de Union krijgt, moeten we steeds langs twee organen voor instemming. Dat maakt het proces een stuk moeilijker.’
Volgens Van Geffen heeft de Student Union wel iets geleerd van de huidige discussie. ‘We willen als Union en U-raad dichter bij elkaar komen. We hebben dit onderwerp pas laat met UReka besproken en dat is jammer. Andersom gebeurt dat trouwens ook wel eens. Daarom zetten we in op meer samenwerking, zodat we al in een vroeg stadium van elkaar weten wat we ergens van vinden.’