De motie was van D66, SP en Bussemakers eigen PvdA. De indieners vinden dat onderwijsbestuurders binnen de onderwijs-cao moeten vallen, net als de rest van het onderwijspersoneel.
'Contractvrijheid respecteren'
Maar daar staat de minister buiten, schrijft ze aan de Tweede Kamer. De overheid bemoeit zich immers niet langer met de precieze arbeidsvoorwaarden. Werkgevers en werknemers moeten samen een cao vaststellen. 'De contractvrijheid die hier bij hoort, dien ik te respecteren. Ik kan dus niet afdwingen dat bestuurders in de cao voor het personeel worden opgenomen, ik kan ook niet afdwingen dat er bestuurders-cao’s worden gesloten.'
De minister kan wel het maximumsalaris voor onderwijsbestuurders inperken, schrijft ze. De wet normering topinkomens (WNT) is immers aangenomen. Daardoor mogen bestuurders van universiteiten en hogescholen op termijn niet méér verdienen dan een minister.
De wens van de Kamer heeft ze overgebracht aan de werkgevers, zegt ze. En de strekking van de motie onderschrijft ze. In gesprekken wil ze 'nader verkennen hoe de arbeidsvoorwaarden van bestuurders en personeel zich tot elkaar kunnen blijven verhouden'.
'Conciërge op de nullijn, dan bestuurder ook'
D66-Kamerlid Paul van Meenen is het 'volledig oneens' met de brief van de minister. 'Ik vind dat we terug moeten naar de tijd dat bestuurders onderdeel waren van de schoolgemeenschap. Als de conciërge jarenlang op de nullijn zit, dan de bestuurder ook. Daar mag de minister zich hard voor maken.' Hij overweegt een debat aan te vragen, maar hij spreekt ook de vakbonden aan. 'Ik zou zeggen, sluit gewoon geen cao meer af als bestuurders daar niet onder vallen.'
Volgens de Algemene Onderwijsbond (AOB) zou de minister wettelijk kunnen afdwingen dat bestuurders onder de cao vallen. Zij kan immers de regels voor het maximale salaris vaststellen en zou dus ook kunnen bepalen dat het salaris van bestuurders de cao van het onderwijspersoneel volgt.