Met de vacaturestop zijn de overheadkosten teruggebracht. Die vallen nu binnen de met het CvB afgesproken norm. Recruitmentmanager Mette Strubbe (HR) licht het opheffen toe: ‘De stop had als functie om meer controle te hebben op de ontwikkeling van de omvang van het ondersteunend personeel.’
Per kwartaal monitort HR nu digitaal de verhouding van het OBP ten opzichte van het wetenschappelijk personeel. ‘De stop is nu niet meer passend. We hebben nu steeds beter zicht op de ontwikkeling van het personeel’, zegt Strubbe. ‘Met de opheffing van de vacaturestop is de formatieontwikkeling binnen de eenheid een verantwoordelijkheid van de directeuren.'
Voor faculteiten geldt nu een norm van 20% ondersteunend personeel en 80% wetenschappelijk personeel (voor TNW 27% OBP, 73% WP). Als een faculteit niet aan die norm voldoet, moet met het CvB overlegd worden hoe de verhouding wel behaald kan worden. UT-breed geldt een afgesproken norm van 40% OBP en 60% WP.
Vacatures kunnen nu geplaatst worden wanneer er middelen zijn om de invulling van die positie te financieren. Herplaatsingskandidaten hebben volgens de cao altijd voorrang op vacatures, maar mochten er geen herplaatsingskandidaten zijn, wordt in eerste instantie twee weken intern geworven. Als dit zonder resultaat blijft, wordt extern geworven. Uitzonderingen zijn er binnen FEZ, HR en voor secretaressefuncties. Tot 2016 worden geen vaste dienstverbanden meer toegekend en voor secretaressefuncties wordt alleen intern geworven.