Slaghuis, actief lid van eind jaren '70 tot 1991, heeft zijn erelidmaatschap te danken aan zijn functie als penningmeester bij de lustrumcommissie 25 jaar geleden en het feit ‘dat hij er altijd was.’ Rik Leeftink (21) is penningmeester bij het Newton-bestuur. Gezeteld op de grote, groene banken in de Newtonkamer in de Horst maken Leeftink en Slaghuis de balans op.
Wat staat er tijdens het lustrum allemaal op het programma?
Leeftink: ‘Een bezoekje aan Legoland in Denemarken springt er voor mij echt uit, de jongensdroom van elke werktuigbouwkundige.’
Slaghuis: ‘Mijn kleindochters zouden ook zo in de bus springen, die krijg je zo mee!’
Leeftink: 'Dames zijn altijd welkom. Omdat Newton veel mannen heeft, wordt het hier soms een beetje als een mancave gezien. Maar dat terzijde. Donderdag vertrekken we met een bus vol leden. Verder abseilen we van de ‘Newtontoren’ (Horsttoren, red.), is er een whiskeyproeverij en zaterdag de 26e organiseren we een gala in stadion de Grolsch Veste.’
Hoe heeft de vereniging zich in vijftig jaar tijd ontwikkeld?
Slaghuis:‘Nou, de rotzooi is hetzelfde! Dat verandert niet, maar Newton heeft zich in vijftig jaar tijd ontwikkeld van een goedwillend vrijetijdsclubje tot een professionele organisatie. Onvergelijkbaar, want eind jaren ’80 was ze op sterven na dood. Het opleidingshoofd bombardeerde toen drie jongens tot bestuurslid. Hun frisse attitude wekte de organisatie weer tot leven. Dat Newton eigen ruimtes heeft, de kamer waar we nu in zitten en de borrelruimte beneden, daar heb ik zelf voor gezorgd. Luisteren, sturen, helpen. Zo deden we dat.’
Leeftink: ‘Bedankt nog! Aan de muur hangen gele foto’s, bestuursleden van vroeger. Je kunt zien dat er veel groei en ontwikkeling bij Newton is geweest. Kijk eens naar de organisatie achter de vereniging en het lustrum met alle activiteiten. Ongelofelijk, dat het zo rap kan gaan.’
Wat onderscheidt Isaac Newton van andere verenigingen?
Slaghuis: ‘Wij hebben de weg vrijgemaakt voor toekomstige generaties. Wat ik hier nu zie maakt me trots. Vroeger dronken we veel borrels, organiseerden we symposia en speelden theatervoorstellingen. We hadden ook onze eigen projecten, zo hebben we zelf een zuinigheidsmotor ontwikkeld. Daar bouwen ze nu op voort.’
Leeftink: ‘Ondernemendheid! Werktuigbouwers staan goed aangeschreven bij bedrijven. We helpen elkaar met studeren en boeken bestellen. Het is erg gezellig en stimulerend. Een groep jongens is nu met de bouw van een buggy bezig, een andere groep werkt aan een heuse hovercraft. Daar maken we geld voor vrij. Werktuigbouwkundigen zijn niet van het mooie. Ons motto is meer ‘als het maar werkt.’