Hoeveel kan er veranderen in een luttele vijftien jaar tijd? Veel, blijkt zelfs al voordat Stefan Kooij, inmiddels al jarenlang opleidingsdirecteur van technische natuurkunde, goed en wel heeft plaatsgenomen om terug te blikken op de periode 2006-2010. ‘Ik gaf zojuist college in Spiegel 1. Dat was in die tijd nog een zaal die specifiek bedoeld was voor promotieceremonies, de senaatskamer zat iets verderop in de gang. Het is een verschrikkelijke zaal om college in te geven, ik denk nog als gevolg van het katheder dat er staat. Dan sta je vóór de studenten, terwijl ik liever tussen ze in sta.’
Broedende duif
Hij zegt het vanuit zijn kamer op de vierde verdieping van Carré, een gebouw dat anno 2010 werd opgeleverd. Daarvoor zaten Kooij en zijn collega-natuurkundigen in de Hogekamp, dat na jaren leegstand tegenwoordig pak ‘m beet vijfhonderd studentenkamers en het U Parkhotel – de opvolger van conferentiehotel Drienerburght – huisvest. ‘Toen onze opleiding in 2019 vijftig jaar bestond, hadden we alumnus Diederik Jekel uitgenodigd om te spreken. Hij vroeg ons of we nog een overnachting konden regelen. Nadat we de locatie doorstuurden, appte hij: “Hé, dat is mijn oude practicumzaal, moet ik daar overnachten?” Er is veel veranderd, maar er zijn gelukkig nog steeds restanten uit die tijd te vinden. Waar eerst de borrelkelder van Arago zat, is nu een fietskelder. Maar het logo van de studievereniging prijkt nog steeds pontificaal op een pilaar.’
Kooij werkte op de vijfde verdieping van het gebouw. En zo had praktisch iedere vakgroep een eigen eilandje. ‘Aan de ene kant van de gang had je de vakgroep, aan de andere kant de onderwijsruimtes. Het was lekker overzichtelijk. Al had het gebouw ook wel z’n beste tijd gehad. Het tochtte ontzettend. De liften functioneerden amper, of juist te goed: drukte je op het knopje en er sprongen even later ineens vier liften tegelijk open. En ging je naar het toilet, dan zat er om het hoekje een duif te broeden. Maar ik had wel het gevoel dat je makkelijker je weg wist te vinden naar anderen. Iedereen had zo z’n eigen plekje en dat wist je van elkaar.’
De bouw van Carré (2008).
Centraliseren
De verhuizing van Hogekamp naar Carré accentueert het contrast tussen toen en nu. De kolos van beton, staal en glas werd verruild voor het nog immer hypermodern ogende Carré. Wat we vandaag de dag kennen als O&O-plein was er tussen 2006 en 2010 niet. Inmiddels welbekende gebouwen als Carré en NanoLab moesten nog verrijzen, de chemisch technologen zaten nog in Langezijds. Carré werd uiteindelijk een verzamelgebouw voor natuurkundigen, chemici en (bio)medisch technologen. De Mensa verhuisde van Bastille naar de Waaier. ‘Vanaf 2010 kon je daardoor de campus grofweg in drie delen opknippen: een woongedeelte, een sport- en cultuurgedeelte en een onderwijs- en onderzoekgedeelte’, aldus Kooij.
'Zelfs de printers werden op een gegeven moment gecentraliseerd'
De verhuisbewegingen stonden symbool voor een totale centraliseringsmanoeuvre die de UT maakte. Dat had zo zijn praktische gevolgen, vertelt Kooij. ‘Iedere opleiding had eerder bijvoorbeeld een eigen bibliotheekje, administratiesysteem, ict-deskundige, HR-medewerker en eigen onderwijsondersteuners. Dat werd een centrale onderwijsondersteunende dienst (tegenwoordig CES, red.), een centrale bibliotheek in de Vrijhof, een centrale ict-dienst, een centrale HR-afdeling. Zelfs de printers werden op een gegeven moment gecentraliseerd.’ Het ideaalbeeld was wendbaarheid en flexibiliteit, maar de praktijk bleek weerbarstiger, vertelt Kooij. ‘Weet je, als mensen op de werkvloer zijn, weten ze wat er speelt. Haal je ze weg, hoe gaan ze dan een probleem identificeren, laat staan oplossen?’ Aan de andere kant bood de samenvoeging ook voordelen. ‘We hebben in Carré prachtige practicumruimtes gerealiseerd, die geschikt zijn voor meerdere opleidingen. Met daarnaast nog een hoogwaardige cleanroom in het NanoLab. Met zo’n heel cluster bij elkaar, weet je elkaar op een andere manier makkelijk te vinden.’
Elektrotechniek-hoogleraren rijden rond op een segway, om hun opleiding onder de aandacht te brengen (2008).
Frutseltjes en huisstijlpolitie
De meest opvallende en spraakmakende samensmelting had echter te maken met het imago van de UT. De huisstijl ging medio 2009 op de schop. Vaarwel De Ondernemende Universiteit, welkom High Tech, Human Touch. ‘Ja, ik was bij de onthulling’, zegt Hiska Bakker, toentertijd coördinator beeldende kunst bij de afdeling cultuur, tegenwoordig werkzaam bij Studium Generale. ‘Er stond een grote tent bij de Faculty Club, het was een hele happening. En toen kwam de onthulling: UNIVERSITEIT TWENTE. In kapitalen, met een punt erachter. En al die frutseltjes en tierelantijntjes eromheen. Dat moest de UT verbeelden. Ik weet nog heel goed dat we dachten: wat is dit voor humbug?’
'Je proefde ergens dat mensen het gevoel hadden dat ze iets moesten inleveren'
Het was een centraliserende actie pur sang, zegt Bakker. ‘Weg met de eigen eilandjes en logootjes. Allemaal door één en dezelfde mal. We moesten eenheid gaan uitstralen. Dat streven is niet per se verkeerd, zeker niet richting de buitenwereld. Maar het was wel frappant dat iets dat feestelijk moest zijn, eindigde in ironie. Hier moesten we aan werken – maar vooral wennen. Je proefde ergens dat mensen het gevoel hadden dat ze iets moesten inleveren, dat een ander iets voor ze bedacht had… Dat er ineens een huisstijlpolitie rondliep.’
Extra zout in de wonden was de kostenpost van een nieuw logo en nieuwe huisstijl: een slordige 3 miljoen euro. Dat terwijl de UT die jaren te kampen had met een begrotingstekort en fors bezuinigde. Er werden zelfs Kamervragen over gesteld. ‘Ja, daar was zeker gedoe over’, vertelt Kooij. ‘Afhankelijk van wie je het vroeg, kostte het enkele tonnen of enkele miljoenen om het oude soepkomlogo te vervangen. Dat die verdween was op zich niet zo erg, maar juist de leus eronder was zo eigen: De Ondernemende Universiteit. Tegelijkertijd, alle verandering is moeilijk en leidt tot weerstand. Ik snapte later beter waarom de UT zich zo in de markt wilde zetten. Die eenheid zorgde ook voor herkenbaarheid.’
Schoenen op de gang
Zoals Bakker het schetst: ‘De UT is in het High Tech, Human Touch-jasje gegroeid’. ‘Je zag in die nieuwe slogan ook het streven naar meer internationalisering terug. Als ik terugkijk op zo’n vijftien jaar geleden, was de campus vooral erg wit en Nederlands. De instroom van Duitse studenten was er wel, zonder twijfel door de start van de opleiding psychologie. En natuurlijk waren er ook wel wetenschappers uit andere landen. Toch was internationalisering vooral: we hebben het erover, maar doen er niks aan. We deden weinig om mensen het gevoel te geven dat ze welkom waren.’ Dat gaat tegenwoordig beter, vertelt ze. ‘Ik zie het dagelijks op de gang in de Vrijhof. Je kan de klok gelijkzetten op een stroom aan islamitische studenten die hierlangs loopt richting de gebedsruimte. Er is een wasruimte, er staan schoenen op de gang. Ik vind het iets moois hebben. Als je echt inclusief wil zijn en mensen thuis wil laten voelen, moet je dat ook tonen in je acties en attributen.’
'Ondanks de schaalvergroting, die praatjes in de gangen en aan de balie zijn altijd gebleven'
De gemeenschapszin, het thuisgevoel, dat ervaart Bakker al bijna 25 jaar als UT-medewerker. ‘Terwijl de UT vooral de afgelopen jaren fors groeide. Ergens mis ik de zwerfkatten, het schildpaddenaquarium in de Cubicus, de charme van een bijeenkomst in de Blomzaal van de Faculty Club, om maar wat te noemen. Maar de campus blijft zo’n grandioze plek. En je ziet nog steeds het oude landgoed erin. Iedereen die hier rondloopt is er om te studeren of te werken. Ook dat geeft een gevoel van eenheid. En ik denk dat de UT op de een of andere manier een plek is waar mensen de tijd voor elkaar nemen. Ondanks de schaalvergroting, die praatjes in de gangen en aan de balie zijn altijd gebleven.’
Mentos-colageisers bij de introductie (2009).
Meer lucht
Ze noemt in het bijzonder de rol die studenten daarin spelen. ‘Ze hadden zo’n vijftien jaar geleden veel meer vrije tijd naast hun studie. Het was minder strak, er waren minder toetsmomenten. Er was een enorme drang om iets naast je studie te doen, jezelf buiten de muren van de collegezaal te ontwikkelen. Dat maakte het erg leuk. Ik merk wel dat de studiedruk tegenwoordig zijn wissel trekt op het activisme. Probeer nu nog maar eens een vergadermoment te plannen met een groepje studenten. Er was toen meer lucht in het studentenbestaan.’ Dat beeld herkent Kooij. De UT stond tussen 2006 en 2010 immers nog aan de vooravond van een grote verandering naar een nieuw onderwijsmodel en de (landelijke) intrede van het bindend studieadvies. ‘Als er iets belangrijk is en blijft, dan is dat het verplaatsen in de belevingswereld van studenten. Dat er meer is dan boeken en sommetjes, dat zijn we in de loop van ons zestigjarig bestaan als universiteit zeker gaan realiseren.’
De ooggetuigen
- Na een studie en PhD aan de Universiteit Utrecht, gevolgd door een postdoc aan de Vrije Universiteit, startte Stefan Kooij in 2000 als universitair docent aan de UT. Sinds 2015 is hij opleidingsdirecteur van de opleiding technische natuurkunde.
- RUG-alumna Hiska Bakker kwam in 1997 op de UT, in eerste instantie bij de communicatieafdeling. Een jaar later, tot aan 2014, was ze coördinator beeldende kunst bij de cultuurafdeling. Sinds 2014 is ze programmamaker en presentator bij Studium Generale.