Het was genoeg reden om het vierkoppige panel te vragen naar hun standpunt. Dat panel bestond uit Suzanne Hulscher (voorzitter Ambassadeursnetwerk), Liudvika Leisyte (voorzitter Female Faculty Network), Monique Duyvestijn (stuurgroep OBP Vrouwennetwerk) en collegevoorzitter Victor van der Chijs.
In theorie wel, praktijk niet
Het unanieme geluid was: nee. ‘In theorie zou het zo moeten zijn, maar in de praktijk is het niet zo’, aldus Van der Chijs. De rest van het panel sloot zich erbij aan. Volgens Leisyte en Hulscher spelen bepaalde stereotypen mee.
Leisyte: ‘We kiezen eerder mannelijke leiders dan vrouwelijke’, waarna Hulscher toevoegde: ‘Onbewust dichten we vrouwen minder kansen toe. Dingen die mannen doen worden hoger gewaardeerd dan dingen die vrouwen doen. Dat is aangetoond in wetenschappelijk onderzoek.’
Tranen in de ogen
Daarmee belandde het panel al vrij snel op de crux van het debat, mede door de tweede stelling: ‘De UT is een mannenbolwerk’. Het ligt volgens het panel namelijk aan de cultuur. Duyvestijn: ‘Momenteel hebben we bij het ondersteunend personeel 35% aan vrouwen in de top. Dat is precies de grens waarop een cultuur doorbroken kan worden.’
Ze vervolgde: ‘Het gaat niet zozeer om of iets wel of niet een mannenbolwerk is, maar om welke cultuur je wil uitstralen. De mannen-vrouwen verhouding is niet het enige dat meespeelt.’ Van der Chijs voegde toe: ’Momenteel is 13,7% van de hoogleraren op de UT vrouw. Dan springen de tranen je in de ogen. We doen het beter dan een aantal andere universiteiten, maar er is nog veel te winnen. Daar moet je heel actief beleid op inzetten.’
Wild idee
Hulscher kwam daarop met een ‘wild idee’, zoals ze het zelf noemde, om voor de eerstvolgende tien hoge functies alleen maar vrouwen aan te nemen. Het zorgde voor gelach en gejuich in het atrium. Ook een glimlach bij Van der Chijs, die antwoordde: ‘Ik weet niet of een ultimatum zo’n goed idee is. De druk wordt ook hoger, zoals vanuit het ministerie van OCW die vinden dat het te langzaam gaat. We moeten oppassen dat universiteiten niet een beleid aan de broek krijgen.’
Meer opscheppen
‘Wat je ook verzint, vrouwen zijn niet ambitieus genoeg’, luidde stelling 3. ‘We zien dat na vijf tot zeven jaar de ambitie bij sommige vrouwen afneemt’, zei Duyvestijn. ‘Dat heeft niets met de levenscyclus te maken, maar met een gebrek aan erkenning. Als erkenning afneemt, dan neemt ook de ambitie af.’
Hulscher voegde daaraan toe: ‘Vrouwen laten minder duidelijk zien dat ze ambitieus zijn. Een vrouw moet meer opscheppen, zeg ik weleens.’ Die bescheidenheid is volgens Hulscher een typisch Nederlands fenomeen, waarna Leisyte (geboren in Litouwen) toevoegde dat ze ‘unpleasantly surprised’ was toen ze in Nederland kwam, nadat ze in de VS en Noorwegen was geweest.
Volgens Leisyte worden ambities in Nederland de grond in geboord, door aan te moedigen om thuis te blijven als je kinderen hebt. ‘Vergeet een carrière als academicus als je drie dagen in de week werkt.’
‘Talent track’
Naast andere onderwerpen, als de functie van Van der Chijs als hoofd van de VSNU-gendercommissie en de benoeming van Mirjam Bult als eerste vrouwelijke collegelid van de UT, werd het debat besloten met de stelling dat een tenure track voor OBP-vrouwen de doorstroom naar hogere posities bevordert.
Duyvestijn ziet vooral voordelen in het tenure track-systeem dat de criteria zo helder zijn. Voor het ondersteunend personeel zou dit volgens haar anders ingericht moeten worden, vandaar dat ze pleit voor een ‘talent pool’, voor zowel mannen als vrouwen, zodat je bij vacatures talent direct zichtbaar maakt. Dat idee sprak Van der Chijs wel aan. (‘Ik zou het een talent track noemen’).
Het debat werd besloten door de zaal opnieuw de allereerste stelling voor te leggen. ‘Op de UT hebben mannen en vrouwen gelijke carrièrekansen. Een drietal voorstanders stak hun hand op. Wie het met de stelling oneens was? Zo’n vijftig handen schoten nu wel onmiddellijk omhoog.