Toen de basisbeurs in 2015 werd afgeschaft steunden D66 en GroenLinks dat onder voorwaarden. Een van hun eisen was dat medezeggenschapsraden van universiteiten en hogescholen meer te zeggen zouden krijgen over de besteding van de opbrengst van het leenstelsel. Ze mochten niet langer alleen adviseren over de ‘hoofdlijnen’ van de begroting van hun instelling, maar daar ook over meebeslissen: ze kregen instemmingsrecht, zoals dat in het jargon heet.
Instemmingsrecht
Al bij de totstandkoming van de wet werd er in de Tweede Kamer gediscussieerd over de vraag welke financiële onderwerpen dan precies tot de hoofdlijnen van de begroting zouden behoren. Daar zitten in de praktijk nog altijd grote verschillen in, blijkt vandaag uit een inventarisatie van het Interstedelijk Studenten Overleg.
Het ISO heeft twaalf universiteits- en negen hogeschoolraden gevraagd naar hun ervaring met het nieuw verworven instemmingsrecht en wat er bij hun instelling tot de ‘hoofdlijnen’ van de begroting wordt gerekend.
Onduidelijk
Voor bijna de helft (48 procent) van de bevraagde raden is dat onduidelijk. Bij de universiteiten vaker (58 procent) dan in het hbo (33 procent). Bovendien is de ene ‘hoofdlijn’ de andere niet: de centrale medezeggenschapsraad van de Hogeschool van Amsterdam beslist van oudsher al mee over de hele begroting. De raad kan desgewenst een besluit over de aanschaf van potloden ongedaan maken.
Aan de Universiteit van Amsterdam – partnerinstelling van de HvA – ontstond er al ophef over de vraag of de verdeling van het geld over de faculteiten en diensten nu wel of niet als ‘hoofdlijn’ van de begroting geldt.
Bij de helft van de 21 raden is het instemmingsrecht nog niet opgenomen in het reglement. Al met al vindt het ISO het belangrijk dat er nader onderzoek komt naar de grote verschillen in definities. In de hoop dat er dan meer duidelijkheid ontstaat.