Al jaren probeert de overheid meer jongeren voor techniek te laten kiezen. Er is zelfs een speciaal platform voor opgericht: het Platform Bèta Techniek. Nederland staat te springen om technici, is de gedachte.
Maar de studiekiezers waren er niet voor te porren. Sinds 1995 kachelde het aandeel eerstejaars in technische opleidingen achteruit van dertien naar negen procent in 2005 en daar veranderde weinig meer aan. Vorig jaar waren het er eindelijk iets meer: tien procent van de eerstejaars in hbo en wetenschappelijk onderwijs volgde een technische opleiding. Dat komt vooral doordat het aandeel vrouwen in de techniek de laatste jaren een beetje toeneemt.
Maar door die jarenlange daling van het aandeel eerstejaars werden er naar verhouding ook steeds minder diploma’s uitgereikt in de technische opleidingen. Het aandeel technici onder de afgestudeerden van universiteiten en hogescholen daalde van veertien naar acht procent.
Hoe zit het dan eigenlijk met al die berichten van onder meer het Platform Bèta Techniek dat steeds meer jongeren voor een technische studie kiezen? Die berichten kloppen wel, maar ze zeggen niet zoveel. Er begonnen namelijk steeds meer jongeren aan een opleiding in het hoger onderwijs. Logisch dat ook het aantal studenten in de techniek toenam.
Er zijn dus meer studenten in Nederland. Daardoor loopt ook het aantal (dus niet het percentage) afgestudeerden in de techniek sinds 2008 een beetje op. Het zijn er nu bijna achtduizend per jaar, ongeveer evenveel als rond het jaar 2000.
Het CBS meldde overigens ook dat bijna de helft van de mannelijke technici daadwerkelijk in de techniek gaat werken, terwijl dat onder vrouwen nog geen dertig procent is.
Er wordt al jaren over gediscussieerd of er werkelijk een tekort is aan technici-in-het-algemeen, of dat dit probleem alleen een paar specifieke disciplines betreft. De salarissen van technici zijn bijvoorbeeld lager dan je zou verwachten bij een schreeuwend tekort.