Palstra spreekt van een ‘complex verhaal.‘ We willen nauw samenwerken met het bedrijfsleven, maar dat heeft grenzen.’ Als het gaat om de boetes, dan is hij stellig. ‘Dat mag niet en dat willen we niet. Dat soort contracten gaan we niet aan.’ Maar vertrouwelijkheid van afstudeerscripties is een ander verhaal. ‘Het bedrijfsleven heeft z’n eigen belangen. Ze wil bijvoorbeeld niet aan de concurrentie prijsgeven waarmee ze bezig is, of zet een afstudeerder in op bedrijfsgevoelige informatie. Dat begrijpen wij, en daar willen we in meewerken. Maar wel onder voorwaarden.’
Die voorwaarden zijn terug te brengen tot integriteit in de praktijk van de universiteit. ‘De kwaliteit van de scriptie moet getoetst worden’, aldus Palstra. ‘En daarvoor is beperkte openheid noodzakelijk, bijvoorbeeld in de examencommissie. Ook naar beoordelingscommissies buiten de UT moeten we kunnen aantonen op welke grond iemand zijn master krijgt en welk cijfer daarbij hoort. En er moet een tijdslot op de vertrouwelijkheid zitten. Maximaal 2 of 5 jaar bijvoorbeeld. Als dat geregeld is, dan staat niets een goed partnerschap in de weg.’
4TU zoekt naar richtlijnen
De UT kan en wil de problematiek rondom vertrouwelijkheid niet alleen oplossen, zegt rector Thom Palstra. ‘We kijken in 4TU-verband wat wenselijk is en wat vooral niet. Dat doen we in samenspraak met het bedrijfsleven.’ De technische universiteiten trekken samen op, omdat ‘de lijntjes kort zijn’. ‘Dit gaat alle Nederlandse universiteiten aan, maar wij willen hier zo snel mogelijk stappen in zetten.’
Onderzoek of een toets?
De vraag naar vertrouwelijkheid raakt een ander academisch punt: is het eindproduct nu onderzoeks-output, of is het eigenlijk een toets? Dat maakt nogal verschil, want onderzoeks-output valt in principe onder open access. En juist in die beweging, waar de UT zich achter schaart, wordt zoveel mogelijk academisch werk openbaar gepubliceerd.
‘Maar je kunt de scriptie ook zien als toets’, zegt Palstra. ‘In dat geval kan de student zich beroepen op privacywetgeving.’ Daarmee kan die student het plaatsen van de scriptie in de vrij toegankelijke digitale bewaarplaats, oftewel repository, blokkeren. En juist die vraag komt vanuit de student. Palstra: ‘Ik denk dat ze voorzichtiger zijn: ze willen niet dat de scriptie hun een leven lang achtervolgt.’
Er is geen afspraak hoe een afstudeerscriptie te beoordelen, zegt Palstra. ‘De tendens is om het te zien als onderzoek, en dus open access te publiceren in een digitale bewaarplaats. Maar tegelijk krijgen we vaker de wens van studenten om het niet openbaar te maken. Landelijk is hier geen beleid op, maar ook op de UT werken we versnipperd. De faculteit BMS zegt bijvoorbeeld dat een scriptie openbaar wordt gepubliceerd, tenzij de examencommissie besluit ervan af te wijken. Bij TNW verzoekt alleen Advanced Technology de student de scriptie te plaatsen, met de mogelijkheid voor een uitzondering. Maar die uitzondering wordt niet exact omschreven.’
In de praktijk worden de vertrouwelijkheidsclausules tussen student, hoogleraar en studieadviseur geregeld. ‘En dus versnipperd over de UT’, zegt Palstra. Eenduidig beleid zou goed zijn volgens hem. ‘Een elegante oplossing lijkt me om de student te laten bepalen of de scriptie in de digitale bewaarplaats komt.’
Proefschrift moet origineel zijn
Daarmee is de problematiek rond vertrouwelijkheid nog niet af. Want ook de promovendi hebben ermee te maken. ‘Een proefschrift moet verdedigbaar en wetenschappelijk origineel zijn’, zegt Palstra. ‘Maar je ziet tegenwoordig meer en meer dat een proefschrift een samenwerking is. De promovendus gebruikt vaak informatie en data uit afstudeerscripties die hij of zij onder z’n hoede heeft.’
De promovendus kan daarmee tegen een probleem oplopen als ‘ie een artikel aanbiedt aan een tijdschrift. ‘Het toonaangevende Nature eist bijvoorbeeld volledige originaliteit. Staat een grafiek in de bewaarplaats van de UT, omdat die gemaakt is door een afstudeerder, dan kan Nature het artikel weigeren. Zo wordt de onderzoeker gegijzeld door het systeem.’
Het is vooral zaak voor de academische gemeenschap hierover na te denken, aldus Palstra. ‘Er zijn oplossingen. Bijvoorbeeld om de resultaten uit een afstudeerscriptie onder embargo te stellen, tot het proefschrift er is. En in proefschriften wordt het steeds gebruikelijker om de bijdragen van de studenten en anderen goed te omschrijven. De definitieve oplossing heb ik nog niet. Dit is iets waar waar we als gemeenschap over na moeten denken.’