UT-onderzoeker Alie Blume deed samen met Jan van der Veen en Pieter Boerman onderzoek naar de invloed van O&O en NLT op de studiekeuze van vwo-leerlingen. Met data van DUO vergeleken ze over een periode van tien jaar de studiekeuze van vwo-leerlingen mét O&O of NLT als examenvak, met die van vwo-leerlingen zonder. O&O wordt onderwezen op zogenoemde Technasia, waarvan er momenteel zo’n honderd zijn in Nederland. NLT is een regulier keuzevak in de bovenbouw van het vwo.
Zelfvertrouwen
Zowel O&O’ers (65%) als NLT’ers (54%) blijken vaker te kiezen voor bèta- en engineering-studies dan reguliere scholieren (47%). Bij de O&O’ers is een sterke verschuiving te zien naar engineering-studies, terwijl NLT’ers vaker kiezen voor science-gerelateerde opleidingen. Een verklaring daarvoor kan zijn dat O&O al vanaf de brugklas wordt gegeven, terwijl NLT een bovenbouw-vak is. ‘Als je al op jonge leeftijd vertrouwd raakt met techniek, zoals bij O&O, dan geeft dat misschien meer zelfvertrouwen dat je een technische studie wel aankunt dan wanneer je die techniek-ervaring pas opdoet in de bovenbouw’, oppert Blume.
over het technasium
Het Technasium is een landelijke formule voor bètatechnisch onderwijs op havo en vwo, waarin het vak Onderzoek & Ontwerp (O&O) centraal staat. Het beoogt meer scholieren te interesseren voor bètatechnische opleidingen in het hoger onderwijs. Nederland telt zo’n 100 Technasiumscholen, waar O&O een verplicht profielkeuzevak is binnen de profielen Natuur & Gezondheid en/of Natuur & Techniek.
M/v-balans
Het onderzoek toont verder aan dat O&O (34%) en NLT (44%) relatief veel meisjes trekken, vergeleken met het aandeel vrouwelijke studenten in het bètatechnische hoger onderwijs. Dat betekent nog niet dat die meisjes ook massaal kiezen voor een bètatechnische vervolgstudie. Scholieren met NLT als examenvak kiezen maar iets vaker voor zo’n studie dan ‘gewone’ vwo-leerlingen: 35% van de meisjes en 68% van de jongens (‘gewoon’ vwo: 31% resp. 61%.) Bij leerlingen met O&O als examenvak liggen die percentages wél beduidend hoger: 44% van de meisjes en 76% van de jongens.
Vijf jaar geleden is een vergelijkbaar onderzoek gedaan, vertelt Blume. ‘We zagen destijds dezelfde verschuivingen bij onze eigen instroom, maar er waren toen nog maar weinig Technasia. Het is mooi dat we deze keer hele examencohorten ter beschikking hadden, over een lange periode.‘
Studiesuccesfactor?
Maar Blume is nog niet uitgepuzzeld. ‘Voor ons als UT is het heel interessant om het verdere studieverloop te volgen van de O&O- en NLT-scholieren. Het is gelukt om ze bij ons aan boord te krijgen, maar blijven ze ook? En hoe doen ze het? Zijn ze bijvoorbeeld op bepaalde punten vaardiger dan andere studenten, dankzij de extra technische bagage die ze op het vwo al hebben meegekregen? Met een analyse op onze eigen dataset – de eerstejaars instroom, de resultaten van de bsa, de inschrijvingen voor het tweede jaar, en dat dan afgezet tegen de school van herkomst en het vakkenpakket van de betreffende student – hoop ik antwoorden te kunnen vinden op dat soort vragen. Nog vóór kerst hoop ik met de eerste gegevens uit OSIRIS aan de slag te kunnen.’
Meer over het onderzoek, dat plaatsvond vanuit het Pre-University programma van de UT en werd gefinancierd door 4TU Centre for Engineering Education, valt te lezen in dit artikel dat Blume erover schreef.