Het idee achter dit onderzoek, de National Survey on Research Integrity (NSRI), was om alle onderzoekers van Nederlandse universiteiten en academische ziekenhuizen een vragenlijst voor te leggen over hun wetenschappelijke praktijk: wat gaat goed in hun discipline, wat zijn de dubieuze praktijken, welke factoren spelen een rol? Wereldwijd is nog nooit vertoond dat onderzoekers uit elke discipline dezelfde vragen gesteld werden. Het onderzoek speelt een belangrijke rol in een programma van onderzoeksfinancier ZonMW ter bevordering van goed onderzoek. Maar na 2,5 jaar voorbereiding steunen slechts vijf universiteiten en drie umc’s de survey. Dat zijn de universiteiten van Nijmegen, Tilburg, Maastricht en Amsterdam (twee universiteiten) en de academische ziekenhuizen in Nijmegen, Maastricht en Amsterdam
Niet het geijkte instrument
De andere academische instellingen, waaronder Universiteit Twente, werken niet actief mee: ze geven geen e-maillijsten en moedigen hun medewerkers niet aan tot deelname. ‘Een survey is wat ons betreft niet het geijkte instrument om complexe integriteitsvraagstukken in kaart te brengen, laat staan om er eenduidige conclusies uit te trekken die kunnen worden omgezet in beleid’, verklaart CvB-woordvoerder Bertyl Lankhaar. ‘De survey richt zich op wetenschappelijke integriteit, maar de praktijk leert ons dat de grenzen tussen wetenschappelijke en bijvoorbeeld sociale integriteit niet scherp zijn. Ook is de betekenis van integriteit niet eenduidig, zeker wanneer je hierbij culturele verschillen in ogenschouw neemt. Het in kaart brengen van excessen draagt hier niet aan bij en helpt evenmin om het bredere doel te ondersteunen, namelijk zorgdragen voor integere en betrouwbare wetenschapsbeoefening.’
Genuanceerde benadering
Ze benadrukt dat de UT al actief werkt aan zowel de versterking van het integriteitsbeleid als aan de duurzame verankering ervan in de organisatie, onder andere via het programma House of Integrity. ‘Daarin bekijken we integriteitsvraagstukken vanuit een integraal perspectief. We vinden het zeker van belang om zicht te krijgen op integriteitsschendingen, maar dit is veelal complex en het vraagt om een genuanceerde benadering. Wij kiezen er daarom voor om een dialoog te voeren met de collega’s over de betekenis van integriteit, en om de evaluatie van de bestaande integriteitgedragscode door de VSNU af te wachten. Dat is een gedegen evaluatie om best practices te identificeren over effectieve beleidsinstrumenten om het bewustzijn rondom integriteit te versterken en integer gedrag te borgen – en waar nodig te versterken.’
Betere aanknopingspunten
Ook de Universiteit Utrecht en TU Eindhoven verwachten meer heil van die VSNU-evaluatie dan van de NSRI-survey. ‘Die evaluatie brengt een breder palet aan vraagstukken in beeld en zal naar verwachting betere aanknopingspunten geven voor beleidsvernieuwing. Omdat ook voor de evaluatie de medewerking van onze onderzoekers nodig is, hebben we na zorgvuldige afweging besloten niet actief deel te nemen aan de NSRI’, laat de UU het HOP weten. De TU Eindhoven heeft een soortgelijk standpunt: “We verwachten dat de VSNU-evaluatie van de nieuwe gedragscode op meer dimensies handvatten zal bieden. Maar het staat individuele onderzoekers vrij om mee te werken aan de NSRI-enquête.’
Dat geldt uiteraard ook voor onderzoekers van de UT. En daarop is de hoop gevestigd van de NSRI-onderzoekers. Zoals een van hen het verwoordt in het HOP-bericht: ‘Het stelt me teleur dat de instellingen het niet samen willen aanpakken. Blijkbaar is er geen collectieve wil om het probleem met zijn allen te bekijken. Maar we moeten samen de schouders eronder zetten als we de complexiteit van wetenschappelijke integriteit willen doorgronden. We hopen dat onderzoekers toch meedoen, ook als hun eigen instelling de enquête niet steunt.’