Wetenschappers en docenten doen niet alleen onderzoek. Ze besteden ook tijd aan onderwijs, wetenschapscommunicatie, patiëntenzorg of management. Daar mag je ze best voor belonen, is de gedachte achter het nieuwe ‘erkennen en waarderen’.
Alle universiteiten willen de omslag maken, maar er zitten wel haken en ogen aan. Waar moet je mensen voortaan op afrekenen, als je minder gewicht toekent aan onderzoeksprestaties? Hoe meetbaar zijn die andere talenten?
Toch moet de omslag komen, vindt ook De Jonge Akademie (een gezelschap van relatief jonge topwetenschappers, verbonden aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen). Met een uitgave vol interviews en aanbevelingen willen de leden de tendens meer vaart geven.
Dilemma’s of kritiek zijn dan ook ver te zoeken in het boek met de titel Goed voorbeeld doet goed volgen. De makers willen vooral laten zien hoe het ook kan. ‘Ik voel minder bewijsdrang, en meer blijheid’, staat boven een interview met Geert Schenk, universitair docent anatomy & neurosciences.
Schenk vond het lastig om onderzoek en onderwijs te combineren, kreeg de kans om zich op onderwijs te storten en greep die met beide handen aan, vertelt hij. Het bevalt hem goed. Zelfs zijn onderzoek is er beter van geworden. Daar wordt hij immers niet meer op afgerekend en dus kan hij doen wat hij leuk vindt.
‘Geert floreert in zijn huidige positie’, menen de schrijvers van de publicatie. Zo zou het vaker moeten gaan, stellen ze. In universitaire teams en vakgroepen heb je nu eenmaal mensen nodig die elkaar aanvullen, dus waarom zou je ze allemaal langs dezelfde meetlat leggen?
De auteurs verwachten veel van de omslag. ‘Omdat ieders bijdrage uniek is, oogst elk teamlid waarschijnlijk meer erkenning en waardering. Daarnaast is er onderling meer steun te verwachten, omdat iedereen baat heeft bij het goed functioneren van elk van de teamleden.’
Een van de auteurs is neurowetenschapper Hanneke Hulst van het Amsterdam UMC. Ziet ze helemaal geen moeilijkheden met de omslag? ‘Het enige wat ik kan bedenken, is het risico op vriendjespolitiek’, antwoordt ze.
Want als je minder gewicht toekent aan citatiescores en publicaties in goede tijdschriften, dan ligt het gevaar op de loer dat de waardering (en dus het personeelsbeleid) minder navolgbaar wordt. ‘Veel onderzoeksvelden zijn toch al kleine wereldjes waarin mensen van elkaar afhankelijk zijn’, zegt ze.
Maar voor het oplossen van dergelijke praktische problemen zijn er allerlei commissies en werkgroepen in het leven geroepen, legt ze uit. Het moet zich nog uitwijzen, maar misschien heb je onafhankelijke mensen nodig die meekijken als je iemand beoordeelt of een vaste positie geeft.
Hoe dan ook heeft het huidige systeem zijn langste tijd gehad. ‘De werkdruk is eigenlijk ondoenlijk, omdat we alles tegelijk moeten doen en voor een deel van de taken helemaal geen waardering krijgen’, zegt Hulst. ‘Wetenschapscommunicatie is bijvoorbeeld heel belangrijk, en toch wordt het vaak als een hobby beschouwd in plaats van een echte taak. Daar wordt de sfeer niet beter van.’
Heeft De Jonge Akademie misschien makkelijk praten? De leden staan te boek als topwetenschappers, dus die hoeven niet bang te zijn voor hun eigen positie. Dan kun je makkelijk voor een omslag pleiten.
Hulst: ‘Misschien wel, maar die redenering kun je ook omdraaien. Juist door onze positie kunnen wij een rol spelen in deze verandering. Terwijl andere wetenschappers naarstig bezig zijn om aan alle afvinklijstjes te voldoen en hun positie te behouden, kunnen wij zeggen dat het huidige systeem niet gezond is. Wetenschappers moeten nu een schaap met vijf poten zijn, en daar moeten we vanaf.’
Goed voorbeeld doet goed volgen - Het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie is vandaag verschenen.