De meeste decanen en instituutsdirecteuren zijn nog altijd man. Dat geldt ook voor leden van de colleges van bestuur en de raden van toezicht. Maar er komen steeds meer vrouwen bij, ziet het LNVH.
Opmars
In leidinggevende functies zijn vrouwen in opmars. Van alle decanen is inmiddels 20,3 procent vrouw, tegen 14,7 procent in 2017. Zo’n stijging is er ook onder directeuren van onderwijsinstituten (van 34,8 naar 39,9 procent) en van onderzoeksinstituten (van 7,5 procent naar 17,6 procent).
In de raden van toezicht zitten 31 vrouwen en 41 mannen, een lichte toename ten opzichte van vorig jaar. In drie raden hebben vrouwen de meerderheid en in twee raden is het gelijk verdeeld. Mannen vormen de meerderheid in de negen overige raden van toezicht.
Aan het roer
Alleen de colleges van bestuur onttrekken zich aan de trend. Het gaat zelfs de andere kant op. Van de 41 bestuurders zijn er 14 vrouw: drie minder dan vorig jaar.
Enkel aan de Universiteit van Amsterdam vormen twee vrouwen en één man het college van bestuur. Elders zijn het steevast twee mannen en een vrouw. Bij de Open Universiteit is zelfs die ene vrouw er niet: daar staan twee mannen aan het roer.
Streefcijfers
De cijfers komen uit de nieuwe monitor vrouwelijke hoogleraren, die vanmiddag om 13 uur live wordt gepresenteerd op YouTube. Daarin staat ook de trage toename van het aantal vrouwelijke hoogleraren aan de Nederlandse universiteiten beschreven, maar dat nieuws maakte het HOP al eerder bekend.
Opvallend is dat vrouwelijke hoogleraren volgens de monitor minder betaald krijgen dan hun mannelijke collega’s: ze zijn vaak lager ingeschaald. Wie weet ligt dat aan hun leeftijd: vrouwelijke hoogleraren zijn meestal jonger.
De universiteiten hebben nieuwe streefcijfers voor de percentages vrouwelijke hoogleraren vastgesteld. In 2025 zou 31,2 procent van de profs vrouw moeten zijn, van 37 procent in Maastricht tot 25 procent aan de technische universiteiten van Delft, Eindhoven en Twente.