Het opleiden van onderwijzers is van oudsher voorbehouden aan het hbo. Maar de pabo’s kwamen onder vuur te liggen: het niveau van afgestudeerden was te laag, wat negatieve gevolgen had voor de kwaliteit van het basisonderwijs.
Zowel in het onderwijsveld als in de politiek groeide de wens om meer academici voor de klas te krijgen. Dat leidde tot de komst van academische pabo’s, ook wel bekend als de alpo’s. Samen met de pabo’s boden de universiteiten aspirant-leraren een theoretische én praktische opleiding aan. Afgestudeerden ontvangen na vier jaar een pabo-diploma en een universitair bachelordiploma in de pedagogische of onderwijswetenschappen.
Mes in de rug
De Nijmeegse Radboud Universiteit deed er in 2017 een schepje bovenop en kreeg toestemming om een eigen driejarige academische pabo te beginnen, zónder enige vorm van samenwerking met een hogeschool. Dat leidde tot forse kritiek, van hogescholen én universiteiten. Was dit geen mes in de rug van de alpo’s? En hoe zat het met de kwaliteit als er een heel jaar van het curriculum werd geschrapt?
Vier universiteiten gaan inmiddels nog een flinke stap verder. De Erasmus Universiteit Rotterdam, de twee Amsterdamse universiteiten en de Universiteit Leiden dienden plannen in voor een eigen ‘educatieve master primair onderwijs’. Het idee is dat studenten vanaf september 2022 in twee jaar tijd zowel de graad ‘master of science’ als hun lesbevoegdheid voor het primair onderwijs behalen.
De master kan worden gevolgd door studenten met een bachelordiploma in de sociale of gedragswetenschappen, staat in de aanvraag van de Erasmus Universiteit. Ze volgen colleges in pedagogiek en (vak)didactiek. Het curriculum bestaat voor 40 procent uit praktijkleren.
Groen licht
De Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs, die toetst of er voldoende behoefte is aan nieuwe bekostigde opleidingen, heeft de Erasmus Universiteit alvast groen licht gegeven. De commissie erkent de meerwaarde van een academische geschoolde leraar op masterniveau en meent dat er voldoende vraag naar is.
Wel wijst ze op een vorig jaar gesloten bestuursakkoord waarin staat dat de verkenning naar academische opleidingen voor het primair onderwijs 'in samenwerking en afstemming met betrokken hogescholen dient plaats te vinden. Aan die afspraak heeft de Erasmus Universiteit zich volgens de CDHO niet gehouden. Met het oog op de (vergelijkbare) plannen van de drie andere universiteiten voor soortgelijke masters baart dat de commissie zorgen.
Minister Van Engelshoven heeft het positieve advies over de aanvraag van de Erasmus Universiteit inmiddels overgenomen, bevestigt haar woordvoerder. Dat betekent dat de aanvraag door mag naar onderwijskeurmeester NVAO, die gaat beoordelen of de opleiding inhoudelijk goed in elkaar steekt en van start mag.
Verbazing
Het besluit van de minister wekt verbazing bij de Vereniging Hogescholen. Een woordvoerder wijst, net als de CDHO, op het bestuursakkoord over de lerarenopleidingen, dat universiteiten en hogescholen vorig jaar met elkaar sloten. 'Ook wij zien het belang van meer academisch geschoolde leerkrachten voor de klas en daarom hebben we in samenwerking met universiteiten de academische pabo’s ontwikkeld.' Maar juist die samenwerking heeft de Erasmus Universiteit in dit geval niet gezocht. 'En dat betreuren wij. Het is belangrijk dat er transparantie blijft bestaan in de samenwerking in het educatieve domein.'
De plannen van de EUR wijken volgens de Vereniging Hogescholen af van de 'kenmerkende taakverdeling' binnen het hoger onderwijsstelsel. 'Omdat de voorgenomen opleiding beroepsgericht is, maar vooral omdat de lesbevoegdheid primair onderwijs is gedefinieerd op het hbo-bachelorniveau. Het aanbod wordt er met deze extra route niet overzichtelijker op.'
Update:
De Vereniging Hogescholen laat weten dat de Erasmus Universiteit toch afstemming blijkt te hebben gezocht met de Hogeschool Rotterdam, al leidde dat niet tot samenwerking bij de lerarenopleidingen. Ze handhaaft haar andere bezwaar, dat het besluit van de minister een breuk oplevert voor het stelsel.