Wat is het algemene beeld dat naar voren kwam?
‘Met de meerderheid gaat het niet slecht, dat is een gerechtvaardigde conclusie. Maar dat is wat anders dan dat het goed gaat. Een minderheid kampt met zware stress-, angst- of depressieklachten. Maar voor een significant deel, ongeveer de helft, zijn de klachten mild tot gemiddeld. Vrouwelijke en internationale studenten – Duitse studenten uitgezonderd – zijn hier over het algemeen wat gevoeliger voor.
Opvallend is ook dat zo’n driekwart van de eerstejaars geëngageerd en gemotiveerd is. Ze voelen zich thuis in de opleiding en denken niet zomaar aan stoppen. Face-to-face contact met een docent bleek daar niet zozeer een voorspeller in te zijn. Dat geldt wél voor de kwaliteit van het online onderwijs en de algemene ondersteuning door docenten. De eerstejaars willen zich gezien, gehoord, ondersteund en benaderd voelen.’
Dus docenten moeten nóg een stapje bijzetten?
‘Nee, niet per se. Eén van de aanbevelingen aan studenten is dat ze feedback moeten geven aan docenten. Ze hebben zelf een rol in de beleving en kwaliteit van onderwijs; het is tweerichtingsverkeer. Ik vraag bijvoorbeeld zelf als docent expliciet aan iedereen om de webcam aan te zetten. Zo zie ik de gezichten, ik kan aflezen wie het wel of niet snapt en speel daarop in. Dat maakt het ook voor mij veel motiverender vanachter mijn laptop. Over het algemeen kun je met vrij kleine ingrepen ervoor zorgen dat studenten zich gezien voelen. En we zien dat het beter met ze gaat, als ze colleges zinvol vinden.’
Jullie verzamelden de data in november. Inmiddels zijn de coronamaatregelen strenger…
‘We hebben daarom ook niet het idee dat het beter is geworden de laatste maanden. Veel studenten kregen door de maatregelen niet de kans om een goed supportnetwerk op te bouwen, dat baart wel zorgen.’
Dat sluit aan bij een opvallende uitkomst: de meerderheid blijkt vooral bezorgd over een minder leuk leven als student. Daar gaat ‘de mooiste tijd van hun leven’?
‘Daarnaast is 40 procent bang voor studievertraging. Maar inderdaad, acht op de tien vreest dat een plezierige tijd als student in het geding komt. Gek is dat niet; je bent voor het eerst weg van je ouders, je kiest je eigen weg en proeft aan die vrijheid. Contact – ook emotioneel – met anderen is een heel positieve boost voor je welzijn. Zij het in sporten, een drankje op een terras, even vragen hoe het met iemand gaat… Het helpt zeker dat opleidingen en verenigingen veel online organiseren, maar er is helaas ook veel dat niet kan. Gelukkig zien we ook dat studieadviseurs een bijdrage leveren aan het verlagen van deze zorgen.’
Jullie maakten ook de vergelijking met eerder onderzoek. Is te stellen dat de crisis bestaande problemen erger heeft gemaakt?
‘Nee, ik was heel erg bang dat de situatie nog slechter zou zijn dan het onderzoek van mijn collega Saskia Kelders anderhalf jaar geleden. De uitkomsten daarvan waren vrij schokkend, namelijk. Maar het was niet slechter, al moet je natuurlijk altijd voorzichtig zijn. Aan dat onderzoek deed een andere groep studenten mee, mogelijk met andere redenen. Je krijgt al snel bij een onderzoek naar welzijn dat mensen die toch al minder goed in hun vel zitten eerder geneigd zijn om deel te nemen. Dat is inherent aan de context.’
Je gaf bij de start van het onderzoek aan dat je je niet te veel wil vastpinnen op de klinische uitkomsten, maar dat je vooral hulp en feedback wil geven. Hoe ging dat?
‘In januari ontving iedereen persoonlijke feedback via een tool mede-ontwikkeld door het BMS-Lab en het Bridge the Gap-project. Een van de belangrijkste dingen die we deden is dat we de situatie meer inzichtelijk maakten voor iedere student: hoe scoor je ten opzichte van normscores? En ten opzichte van je medestudenten? Op basis daarvan boden we tips en suggesties, want zelfperceptie zegt zeker niet alles. Zo kan de feedback studenten verder helpen, al is het maar dat je weet dat je er niet alleen voor staat. De UT heeft ook een goed supportnetwerk staan, met studieadviseurs en studentpsychologen. Soms hebben studenten een zetje nodig en moeten ze gewezen worden op die infrastructuur.’
Tot slot, hoe nu verder met dit project en de uitkomsten?
‘Sowieso is het belangrijk om te kijken naar welke factoren helpen of hinderen. Het onderzoek onder eerstejaars is nu afgerond, al vragen we nu ook tweedejaars om deel te nemen. En we kunnen wel degelijk kijken of en hoe we dit een plek kunnen geven binnen het gehele studentenwelzijnsproject. De basis voor een feedbacktool staat in ieder geval en is zo opnieuw én breder te gebruiken.’