Het huidige advies van de overheid is duidelijk: werk minstens voor de helft vanuit huis – als de omstandigheden dat toelaten. HR-manager Netty Kollen zegt dat het binnen haar afdeling afhangt van de persoonlijke wensen en het takenpakket. ‘Zelf ben ik een mensen-mens. Vijf dagen thuis achter een scherm zitten houd ik niet vol. Het hybride werken, waarbij ik ongeveer drie dagen op de campus werk, bevalt goed.’
De groep van Kollen verdeelt de dagen onder collega’s, zodat er altijd iemand aanwezig is op de werkvloer. ‘Het hoort bij onze functie om deels op de campus te zijn, vind ik. Soms moet je als hr-medewerker snel ergens kunnen aanschuiven.’
Organisch
Bij de vakgroep Civil Engineering & Management laten ze de invulling van het thuiswerken aan de collega’s over, zegt voorzitter André Dorée. ‘De één werkt het liefst twee dagen thuis, de ander zou liever helemaal niet meer naar de campus komen. En sommigen werken graag wat meer op de UT vanwege kleine kinderen of omdat ze klein behuisd zijn. Vanuit de vakgroep is er wel extra aandacht voor onze PhD’s en PDEng’s. Het risico bestaat dat ze thuis verpieteren of in een isolement raken, en dat moeten we zien te voorkomen.’
Echt strakke afspraken zijn er niet, zegt Dorée. De vakgroep laat het hybride werken grotendeels ‘organisch’ gebeuren. ‘In het begin werden er wel spreadsheets gemaakt om de aanwezigheid van collega’s bij te houden. Maar eigenlijk waren we met z’n allen een probleem aan het oplossen dat niet bestond. Door het thuiswerken bleek er veelal wel een werkplek te vinden.’ Er zit volgens hem een bijkomend voordeel aan de nieuwe situatie. ‘Voorheen was Twente altijd in het nadeel bij landelijke vergaderingen. Relatief moesten wij altijd het verst reizen. Dat nadeel zijn we door de online vergaderingen kwijt.’
Takenpakket
Het al dan niet thuiswerken is erg afhankelijk van de voorkeur en het takenpakket van collega’s, zegt Lieke Schreel, directeur van het Centre for Educational Support (CES). De afdelingen binnen haar dienst zijn zeer divers; een eenduidige afspraak valt er volgens Schreel niet te maken. ‘Zelf werk ik ongeveer twee tot drie dagen op de campus. Ik woon in Den Haag en kan niet ‘even’ een dag naar de UT komen. Maar als ik er ben, merk ik direct hoe belangrijk het is om collega’s fysiek te zien.’
Schreel begon in april aan haar nieuwe functie als directeur van CES. Nederland zat toen nog in het staartje van de laatste harde lockdown. ‘Er gold zelfs nog een avondklok. Ik begon mijn eerste werkdag thuis aan hetzelfde bureau en met hetzelfde scherm, alleen mijn laptop was nieuw. Het was heel gek om zo te beginnen. Het liefst ontmoet je nieuwe collega’s in persoon.’
'Voor sommigen is honderd procent thuiswerken gewoon niet te doen. Dat is ook voor de politiek iets om bij stil te staan’
Ontroerend
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de afgelopen periode, waarin er weer meer op de campus gewerkt kon worden, een verademing was. Dirk Heylen, voorzitter van de vakgroep Human Media Interaction, organiseerde onlangs een fysieke ‘winterschool’ voor vijftig PhD-studenten. ‘Je kon de energie en creativiteit voelen tijdens de bijeenkomst. Iedereen was ontzettend blij om elkaar weer te zien en om elkaar te leren kennen. Ik vond het ontroerend en verbluffend om te zien.’
Volgens hem betaalden eerste- en tweedejaars promovendi een hoge prijs voor de lockdowns. ‘Ze missen een deel van hun academische vorming. Het gaat namelijk niet alleen om het schrijven van het proefschrift. Je wordt ook lid van de academische gemeenschap. Daar horen fysieke gesprekken met collega’s bij, en dat was de afgelopen periode een stuk magerder.’
Zelfs de wetenschap in het algemeen heeft er volgens Heylen onder te lijden. ‘Tuurlijk, thuiswerken brengt veel voordelen. Het extra half uurtje uitslapen is prettig en je wordt niet steeds gestoord door mensen die aankloppen. Maar het is ook lastiger om elkaar scherp te houden. We zijn weer een beetje terug in de jaren vijftig waarin wetenschappers elkaar brieven schreven. Ik denk eerlijk gezegd dat de wetenschappelijke kwaliteit er de afgelopen twee jaar op achteruit is gegaan.’
Daarom hoopt Heylen voor de toekomst op een combinatie van thuiswerken en samenzijn op de campus. Ook hr-manager Kollen benadrukt het belang van werken op de campus. ‘Vooral voor het psychisch welzijn van de medewerkers. Voor sommigen is honderd procent thuiswerken gewoon niet te doen. Dat is ook voor de politiek iets om bij stil te staan.’
'Als we door wat meer thuiswerken kunnen voorkomen dat studenten weer online onderwijs moeten volgen, dan doe ik dat graag'
Studenten
Dorée houdt aan de vooravond van nieuwe maatregelen met name zijn hart vast voor het onderwijs. ‘Vorig jaar wisten we snel over te schakelen naar online onderwijs tijdens lockdowns. Die overgang ging beter dan verwacht, maar mensen liepen op hun tandvlees. Over online onderwijs, en dan in het bijzonder colleges geven, heb ik nog weinig positiefs gehoord van collega’s.’
Het begeleiden van afstudeerders of bijeenkomsten in kleine groepjes zijn online goed mogelijk, stelt Dorée. Maar voor colleges geldt een ander verhaal. ‘Je praat als docent als het ware in een zwart gat, het kost veel energie. In colleges willen docenten contact maken met studenten. Het fysieke onderwijs is essentieel voor onze werkbeleving en plezier als docent. Hybride werken lukt wel, maar hybride colleges zijn erg ingewikkeld. En door opnames is de veiligheid van de classroom bovendien in het gedrang.’
Ook Schreel hoopt dat het volledig online onderwijs niet terugkeert. ‘Er was soms meer ruimte om naar de kroeg te gaan, dan voor fysiek onderwijs. Dat vond ik frustrerend om te zien en verschrikkelijk voor studenten. Als we door wat meer thuiswerken kunnen voorkomen dat studenten weer online onderwijs moeten volgen, dan doe ik dat graag. Uiteindelijk draait het op de UT om de studenten. Daar doen we het voor.’