Het plan ontstond na de open brief die Scientists4Future afgelopen november overhandigde aan het college van bestuur. ‘Die brief werd goed ontvangen door het CvB’, zegt hoogleraar en een van de initiatiefnemers Frieder Mugele. ‘Ze zeiden: als jullie meer klimaatmaatregelen willen, help ons om het te implementeren.’
3200 boekingen in 2019
Zodoende werkte het SEE-programma meerdere scenario’s uit om de CO2-uitstoot van vliegreizen van UT’ers te compenseren. Die uitstoot lag in pre-coronajaar 2019 op bijna 3500 ton verdeeld over ruim 3200 boekingen. Dat was 13 procent van de totale CO2-uitstoot van de UT dat jaar.
‘Het eerste doel is om die uitstoot terug te dringen; die moet 50 procent lager zijn in 2030 ten opzichte van 2019. Dat kan binnen Europa door vaker de trein te pakken, maar de intercontinentale vluchten zijn niet zomaar te vervangen door treinreizen, terwijl die vluchten verantwoordelijk zijn voor ruim 80 procent van de uitstoot’, aldus Mugele.
Drie scenario’s
Om een prijskaartje vast te stellen ter compensatie van vliegreizen, in principe ten laste van het budget van de vakgroep/faculteit of dienst, tekenden de betrokkenen drie mogelijke scenario’s uit. De eerste mogelijkheid is de introductie van een vast bedrag van 100 euro per geboekte vliegreis, met de optie op verhoging naar 200 euro als doelstellingen niet worden gehaald.
Het tweede scenario is een progressief model, waarbij de zogeheten frequent flyers meer betalen dan iemand die amper vliegt: voor de eerste vlucht betaal je 100 euro extra, de tweede 200 euro en alle vluchten daarna 400 euro per vliegreis.
De derde optie is om de daadwerkelijke emissie per vlucht te (laten) berekenen, rekening houdende met factoren als de exacte afstand, vlieghoogte en type vliegtuig – en daar staat dan 100 euro per ton CO2 tegenover.
Intern compensatiefonds
De initiatiefnemers hebben ook drie mogelijkheden voor ogen om het geld dat wordt opgehaald met de CO2-compensatie in te zetten. Dat geld moet terechtkomen in een intern compensatiefonds, dat ofwel gebruikt kan worden voor het stimuleren van duurzamere reismethodes door UT’ers, ofwel breder duurzaamheid van UT’ers kan stimuleren – bijvoorbeeld met de aanschaf van zonnepanelen op de campus of promotie van veganistisch eten. De derde optie is om het fonds wereldwijd breder in te zetten, in externe CO2-compensatieprojecten.
‘Het mooie van zo’n fonds is dat het geld dat wordt opgehaald direct aan de duurzaamheidsambities van de UT ten goede kan komen’, aldus beleidsmedewerker milieu en duurzaamheid Brechje Maréchal. ‘Of dat het breder inzetbaar is. Voor de faculteit ITC past het bij hun missie om de compensatie in ontwikkelingslanden in te zetten.’
Bijeenkomst
Voordat het SEE-programma en uiteindelijk het college van bestuur hiermee verder kunnen, houden de initiatiefnemers op 29 juni eerst een bijeenkomst om de UT-gemeenschap te vragen om hun mening over de uitgewerkte scenario’s. ‘We willen bewustwording vergroten en UT’ers de kans geven mee te praten over CO2-reductie. We willen weten hoe dit voorstel landt in de organisatie en welk scenario de voorkeur heeft. Misschien is dat wel een scenario dat we nog niet genoemd hebben’, zegt Maréchal. ‘Uiteindelijk zijn we op zoek naar draagvlak en een UT-brede werkwijze, met genoeg vrijheid aan diensten en faculteiten om zo’n beleid ook goed en pragmatisch te implementeren.’
Volgens hoogleraar Jurriaan Schmitz, een van de sprekers tijdens de bijeenkomst volgende week, ligt daarin ook een sleutelrol bij de hoogleraren. ‘Zij nemen met hun promovendi vaak de plannen door welke conferenties te bezoeken, of accepteren de uitnodigingen die ze zelf krijgen om ergens te spreken. Dat zou ook digitaal, dichterbij of minder kunnen. Of kijk naar samenwerkingsverbanden die worden opgezet met instellingen in een land als China; dan word je al snel geacht vaak heen en weer te vliegen. Het zou goed zijn om zulke samenwerkingen niet alleen vanuit het oogpunt van kennisveiligheid te heroverwegen, maar zeker ook vanuit klimaatoogpunt.’
Geen tijd te verliezen
Na de bijeenkomst willen de initiatiefnemers zo snel mogelijk het plan indienen bij het college van bestuur. ‘Met name vanwege het besluitvormingsproces’, zegt Mugele. ‘Zo’n plan moet nog allerlei verschillende gremia en overleggen door, terwijl we het liefst zien dat we het plan vanaf 1 januari 2023 in werking kunnen laten treden. Die vertaalslag van ambitie naar realiteit is blijkbaar niet zomaar gemaakt, terwijl we eigenlijk geen tijd te verliezen hebben.’