Vroeger werden onderzoekers aan de universiteit vooral afgerekend op hun publicaties: hoeveel zijn het er, in welke tijdschriften verschijnen ze en worden ze goed geciteerd door andere wetenschappers?
Dat is te rigide, vindt een flink deel van de academische wereld. Je moet ook carrière aan de universiteit kunnen maken als je bijvoorbeeld goed onderwijs verzorgt of wetenschappelijke kennis in de samenleving verspreidt. Ook leiderschap, team science en andere taken zouden waardering moeten krijgen.
Maar hoe werk je dat ‘erkennen en waarderen’ uit? Met name bèta’s en medici hebben daar weleens moeite mee. Wordt de beoordeling van onderzoekers niet te vaag en te willekeurig, vragen ze zich af. Ze schrijven open brieven of laten hun stem horen.
Carrièreladder
ScienceGuide peilde via allerlei netwerken ruim driehonderd onderzoekers. Daaruit blijkt dat het vertrouwen in de nieuwe vorm van beoordelen niet alleen van het vakgebied afhangt, maar ook van de plek op de academische carrièreladder.
Promovendi lijken wel enigszins enthousiast over erkennen en waarderen, en ook universitair docenten zijn positief. Postdocs daarentegen zijn sceptisch. Zij hebben vaak een slechte positie aan de universiteit en werken meestal op een tijdelijk contract: ze denken kennelijk niet dat het er beter op gaat worden.
Ook hoogleraren geven over het algemeen de voorkeur aan de huidige situatie. Zij staan aan de top en hebben dus in het oude systeem de berg beklommen. Ze lijken iets minder vertrouwen te hebben in de nieuwe aanpak.
Representatief of niet?
Helemaal representatief is de steekproef niet, schrijft ScienceGuide; er reageerden bijvoorbeeld te weinig juristen en te weinig onderzoekers uit de sector ‘landbouw’. De journalisten hebben wel advies ingewonnen bij een hoogleraar statistiek.