Het Capitool bevindt zich op één kilometer afstand buiten de campus. Oftewel, drie minuten met de auto, vijf minuten met de fiets of wandelend een kwartier van de UT vandaan. Wie op een willekeurige doordeweekse ochtend de parkeerplaats oprijdt – die achter de hoofdingang van het grote kantoorpand ligt - krijgt eerder keuzestress, dan zorgen om het vinden van een plekje. Parkeren is hier dus kinderspel, maar zomaar het gebouw binnenwandelen – net als in de Cubicus – dat zit er in het Capitool niet in. Eerst aanbellen, lachen naar de camera en aangeven voor wie je komt, is de juiste volgorde om door de hindernis van schuifdeuren te komen.
Geen Capitool-bestorming
Eenmaal binnen, zit achter de servicedesk balie-medewerkster Elke Strijkert. In de Cubicus zag ze elke dag veel studenten voorbij lopen, sjokken of met iets meer haast snelwandelen. In het Capitool is dat beeld anders. ‘Hier zie en hoor ik geen studenten, want die zijn er niet in het Capitool. De studenten mis ik dan ook het meest, nét als de reuring die zij meebrengen.’ En als er in de zoveel tijd eentje langskomt voor een afspraak, komt er een andere werkwijze aan te pas. ‘Iedereen moet bij de schuifdeuren aanbellen voor toegang. Dat maakt het contact met mensen anders. Het is bijvoorbeeld vervelend als iemand even niet aanwezig is bij de servicebalie. Dan moeten collega’s in de omliggende kantoortjes alert zijn en de deur openen.’
In één van die kantoortjes werkt Leo Keekstra. De medewerker interne dienst is tevreden over zijn rustige en ruime werkplek waar hij sinds afgelopen augustus zit. ‘Aan het begin van de verhuizing was er rumoer en wat geklaag hier en daar onder de collega’s. Maar ten opzichte van de Cubicus zijn de werkplekken en kantoren in het Capitool dichter bij elkaar. Ook beschikken we nu over een kantine. Die luxe hadden we niet in de Cubicus. Dat samen zorgt nu voor meer contact en een sterkere binding’, zegt Keekstra. Daar is Strijkert het mee eens: ‘In het Capitool zien collega’s elkaar vaker dan in de Cubicus, waardoor we elkaar meer spreken.’
Minder binding met de UT
Ondanks dat Keekstra positief gestemd is, voelt hij minder verbinding met de UT. ‘Het is natuurlijk jammer dat we niet op de campus werken. We weten daarom niet altijd wat er zich op de UT afspeelt. Daar kom je bijvoorbeeld allerlei borden tegen met geplande activiteiten. Die zijn hier niet aanwezig. Net als de studenten, hierdoor is er veel minder beweging. En de student is uiteindelijk waar we het allemaal voor doen.’
Strijkert ziet het van de positieve kant en kijkt met enthousiasme vooruit naar de terugkeer in de Cubicus. ‘Het is tijdelijk dat we in het Capitool werken. De tekeningen van de verbouwing zien er prachtig uit. Het wordt heel mooi, warm en knus. Het doet me denken aan de stijl van Langezijds.’
De Broodbode is heilig
Het personeel van faculteit BMS zit verspreidt over drie verdiepingen. De afdelingen wordt door het personeel als steriel of neutraal beoordeeld. Wie door de gangen struint op de eerste etage, kan promovendi Nick Goossen en Amber van Kampen tegenkomen in één van de vele kantoren. De twee zijn tevreden over hun werkplek. ‘De sfeer in de Cubicus was informeler. Hier zitten we met meer mensen in één ruimte’, zegt Goossen. Van Kampen vult haar collega aan: ‘In het begin was het even wennen. Maar we hebben inmiddels onze draai gevonden. Ik vind het een prima plek om te werken. Maar ik mis wel mijn koffiemomenten met collega’s van andere vakgroepen.’
In één van de andere uithoeken van de afdeling zit managementassistent Jasmine van der Weerd. Zij noemt haar nieuwe werkplek een vooruitgang. ‘In de hokkerige Cubicus zat ik verstopt op de derde etage. Mijn huidige plek is een open ruimte, waardoor ik zichtbaarder ben. Het zorgt voor meer aanloop en aanspraak. Dat maakt het een stuk prettiger.’ Een paar kantoren verderop zijn de medewerkers te spreken over de nieuwe bureaus en de goede aansluiting met het ov op het Kennispark. Toch klagen ze hier vooral over het ontbreken aan frisse lucht. ‘In ons kantoor kan geen enkel raam open.’
Goossen en Van Kampen zijn ook nog om een andere reden enthousiast over hun tijdelijk onderkomen. Van Kampen: ‘De Broodbode zit om de hoek en de loempia’s in de buurt zijn ook goedgekeurd.’ Collega Goossen is het daar volledig mee eens: ‘De Broodbode is bijna elke pauze vaste prik.’
Corona-tijd
Annemarie Braakman, universitair docent, valt op dat vooral de jongeren van de afdeling het een toffe plek vinden. Haar doet het werken in het Capitool vooral terugdenken aan een tijd die ze liever achter zich laat. ‘Het lijkt op werken in de covid-tijd, want het voelt alsof we losgeknipt zijn van de campus. Veel contact valt weg en daardoor mis ik de dynamiek met studenten het meest.’
Om meer sfeer te creëren in haar gedeelde kantoor – die ze vanwege al het glas ‘de vissenkom’ noemt - heeft Braakman het aangekleed met planten en jaloezieën. ‘Het gebouw is goed en heeft van alles, maar is naar mijn mening té corporate. Omdat de ruimtes gehorig zijn, werk ik bepaalde dagen liever thuis. Daarnaast kan het lastig zijn als mijn collega en ik tegelijk bezoek verwachten.’ Braakman heeft al wel een idee welk gebouw volgens haar aan een renovatie toe is. ‘Collega’s van de Zilverling heb ik al gewaarschuwd: ‘Jullie zijn next’.’