Dit voorjaar gaat de Arbeidsinspectie weer onderzoek doen naar de werkdruk en sociale veiligheid aan universiteiten. Dat bevestigt een woordvoerder aan universiteitsblad Delta van de TU Delft.
Vijf jaar geleden eiste de inspectie dat de universiteiten de werkdruk zouden aanpakken, maar vorig jaar was dat nog niet gebeurd, bleek uit een rapport. Dit jaar komen de inspecteurs kijken of het beter gaat.
Bezuinigingen
Het is de vraag wat ze aantreffen, want het kabinet heeft flinke bezuinigingen op de wetenschap aangekondigd. ‘Het risico is levensgroot dat de werkdruk door deze bezuinigingen verder zal toenemen’, schreven de universiteiten vrijwel meteen.
Maar minister Eppo Bruins kaatst de bal terug: bezuinigingen ontslaan de universiteiten niet van hun zorgplicht voor het personeel. Bestuurders moeten nu maar eens hun plannen in daden gaan omzetten, schreef hij afgelopen oktober aan de Tweede Kamer.
Roofbouw
De werkdruk is een reëel probleem, zegt voorzitter Eddie Brummelman van De Jonge Akademie, een genootschap van relatief jonge topwetenschappers. Brummelman is tevens universitair hoofddocent pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam.
‘Aan de universiteiten is decennialang roofbouw gepleegd’, zegt hij. ‘Het Nederlandse onderwijs en onderzoek is alleen maar zo goed omdat we met zijn allen overwerken, maar dat houden we niet vol. Er was sprake van structurele onderfinanciering. Daarom deed het vorige kabinet er een miljard euro bij.’
Nu verdwijnt dat geld dus weer. De Jonge Akademie is op zich blij dat de minister aandacht heeft voor de werkdruk, zegt Brummelman. ‘Maar het is wel ironisch, in tijden van bezuinigingen.’
Jonge wetenschappers
Met name jonge wetenschappers voelen de werkdruk, zegt Brummelman. Dat zou ook blijken uit de eerste analyses van de ‘Akademie Thermometer’, een enquête die zijn genootschap heeft gelanceerd. De uitkomsten zijn nog niet gepubliceerd, maar volgens Brummelman is de druk het hoogst voor promovendi, postdocs en universitair docenten, waarschijnlijk door hun onzekere positie. ‘Zij moeten steeds meer onderwijs geven, terwijl ze met name worden beoordeeld op hun onderzoeksprestaties.’
Om enige kans te maken op een loopbaan aan de universiteit doen deze jonge wetenschappers allemaal een gooi naar de beurzen van onderzoeksfinancier NWO. Universiteiten zien zo’n beurs als een stempel van kwaliteit en hij geeft wetenschappers ruimte om onderzoek te doen. Maar de competitie is fel: van de honderd aanvragers komen er vaak maar dertien of veertien doorheen.
Om dit probleem te ontzenuwen, bedacht het vorige kabinet onder meer de startersbeurzen: nieuwe universitair docenten kregen een eigen budget voor onderzoek, zodat ze minder afhankelijk werden van NWO. Daarnaast kwamen er stimuleringsbeurzen voor wetenschappers op andere treden van de carrièreladder. Het systeem had opstartproblemen, vertelt Brummelman: ‘Soms verwacht een faculteit dat je met dat geld een promovendus aanneemt en dan ben je opeens juist méér tijd kwijt: je moet ook nog de begeleiding doen’. Maar het idee was volgens hem uitstekend, en nu zijn juist die starters- en stimuleringsbeurzen weer wegbezuinigd.
Voorselectie?
Om de stormloop op beurzen te beteugelen (en de slaagkans te verhogen), hadden universiteiten een ander voornemen: zelf een voorselectie maken, zodat kansloze onderzoekers de beurs helemaal niet aanvragen. Is dat dan een oplossing?
Nee, vindt Brummelman, want je moet ook aan de sociale veiligheid denken: ‘Je loopt allerlei risico’s als universiteiten gaan voorselecteren. NWO-commissies zijn onafhankelijk en worden getraind, en zelfs zij vinden het al moeilijk om te kiezen. Zo’n voorselectie – en de afhankelijkheid die erbij hoort – is gevaarlijk. Vaak heb je de beurs nodig om carrière te maken. De beurzen zijn nu verknoopt aan het personeelsbeleid.’
Vaste voet
Hij ziet maar één oplossing: een ‘vaste voet’ voor onderzoekers, oftewel een basisbedrag dat elke docent en wetenschapper naar eigen inzicht aan onderzoek kan besteden. Daarmee maak je hen onafhankelijker, is zijn idee.
Voor de strijd tegen werkdruk en sociale onveiligheid heb je in elk geval zo’n soort systeemverandering nodig, denkt hij. Als je meer geld in hetzelfde systeem stopt, krijg je immers meer van hetzelfde.
Slimmer
Maar zo’n verandering – als die er al komt – kan nog jaren duren. Valt er geen winst te behalen met kleine aanpassingen? Jawel, denkt Brummelman. De Jonge Akademie maakt zich bijvoorbeeld hard voor een ‘slimmer academisch jaar’, oftewel minder onderwijsweken. ‘De Nederlandse universiteiten geven ongeveer twee maanden meer onderwijs dan even goede universiteiten in andere Europese landen.’ Er lopen nu pilots met zo’n aangepast jaarrooster en de Erasmus Universiteiten gaat het als eerste doorvoeren.
Iets anders? Onder het motto ‘iedereen professor’ stelt De Jonge Akademie de hiërarchie aan de universiteiten aan de kaak. Geef universitair (hoofd)docenten het recht om promovendi de doctorsgraad te verlenen, is het pleidooi, zodat ze daarvoor niet langer afhankelijk zijn van een hoogleraar. ‘We weten uit onderzoek dat sociale onveiligheid vaak voortkomt uit schaarse middelen en machtsongelijkheid. Daar moet je dus zoveel mogelijk aan doen.’
Wiens schuld
Maar is de werkdruk ten diepste de schuld van het kabinet dat te weinig geld geeft of van de universiteitsbestuurders die hun organisatie niet op orde hebben? Het is allebei waar, denkt Brummelman. ‘De bezuinigingen hebben een desastreus effect op de werkdruk, en tegelijkertijd is het goed dat de Arbeidsinspectie weer gaat kijken naar de organisatie en zorgplicht van universiteiten. We moeten iets verzinnen om de onderlinge concurrentie om studenten en onderzoeksgeld te verminderen.’