Stress, overwerk en wangedrag zijn nog steeds normaal in de wetenschap. Universiteiten doen er te weinig tegen, stelt de Arbeidsinspectie in een vorige maand verschenen rapport. Meer dan negenduizend onderzoekers en docenten van de Nederlandse universiteiten vulden de bijbehorende vragenlijst van de Arbeidsinspectie in – onder hen waren dat 691 UT-medewerkers, alleen van het wetenschappelijk personeel.
Waar het eerdere rapport nog generiek van aard was, kreeg de UT onlangs van de Arbeidsinspectie ook de bevindingen voor de eigen instelling. Die zijn grotendeels in lijn met de landelijke bevindingen. Ook bij de UT hamert de inspectie erop om de achterliggende oorzaken van werkdruk en ongewenst gedrag systematisch in kaart te brengen.
38 procent medewerkers uitgeput
Dat er sprake is van werkdruk en ongewenst gedrag op de UT, blijkt uit de enquêteresultaten. 70 procent van de respondenten geeft aan de afgelopen twee jaar ‘meer dan incidenteel’ te maken hebben gehad met stress als gevolg van werkdruk (tegenover 74 procent landelijk). Ook keek de inspectie naar de noemer ‘uitputting’. 38 procent van de respondenten kampt met een hoge of zeer hoge mate van uitputting (tegenover 36 procent landelijk). Bij zo’n hoge mate van uitputting is het volgens de inspectie ‘zeer waarschijnlijk dat deze werknemers een verhoogd risico lopen op burn-out’.
Als oorzaken van werkdruk komen ‘te veel taken’ (59 procent), ‘prestatiedruk’ (53 procent), piekbelasting (47 procent), gebrek aan onderzoekstijd (45 procent) en bureaucratie (37 procent) vooral naar voren.
Ongewenst gedrag
De Arbeidsinspectie keek ook naar ongewenst gedrag, in de vorm van pesten, agressie en geweld, seksuele intimidatie, discriminatie en ‘wetenschappelijk gerelateerd ongewenst gedrag’ – bij dat laatste gaat het bijvoorbeeld om onterecht claimen van auteurschap of wetenschappelijke fraude. De vraag aan de respondenten was of ze deze vormen de afgelopen twee jaar zelf hadden meegemaakt of bij een collega hadden gezien.
In het geval van pesten maakte 37 procent het zelf mee, tegenover 49 procent bij een andere collega. Discriminatie vond ook relatief veel plaats – 32 zelf meegemaakt om 39 procent gezien bij een ander. Vergelijkbare statistieken zijn er te zien bij wetenschappelijk gerelateerd ongewenst gedrag: 28 procent zelf meegemaakt om 40 procent gezien bij een collega.
Van agressie en geweld (10 om 13 procent) en seksuele intimidatie (9 om 15 procent) was relatief minder sprake. Bovendien valt op dat ongewenst gedrag op de UT relatief minder voorkomt dan gemiddeld gezien aan alle Nederlandse universiteiten. Maar het komt dus wel degelijk voor.
Waar de Arbeidsinspectie de UT vooral ‘huiswerk’ in meegeeft, is het aanpakken van problemen bij de bron. Volgens de inspectie ontbreekt het aan grondige probleemanalyses om achterliggende oorzaken van werkdruk en andere vormen van psychosociale arbeidsbelasting te identificeren en aan te pakken.
‘Geen inzicht in oorzaken’
Heel concreet schrijft de inspectie daarover het volgende: ‘Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek komt naar voren dat werkdruk samenhangt met ‘role overload’ (gemeten als vakantiedagen opnemen om het werk af te maken) en ontevredenheid met HRM. Maar, waarom werknemers vakantiedagen opnemen om werk af te maken en waarom werknemers ontevreden zijn met HRM blijft onduidelijk. Het is dus niet duidelijk of de universiteit inzicht heeft in oorzaken van werkdruk die binnen de eigen beïnvloedingsmogelijkheden liggen.’
Eenzelfde conclusie trekt de inspectie over hoe de UT omgaat met ongewenst gedrag. ‘Er is op dit moment geen inzicht in de oorzaken van ongewenst gedrag. Daardoor is het ook niet duidelijk hoe maatregelen tegen ongewenst gedrag aansluiten op de oorzaken van ongewenst gedrag’, schrijft de Arbeidsinspectie.