Wetenschap is steeds meer een teamsport aan het worden. In haar jaarrede vraagt José van Dijck vandaag aandacht voor de ‘we’ in wetenschap. Onderzoekers werken steeds meer in teams, memoreert ze.
En teams worden volgens haar beter van diversiteit. Daarom zouden vrouwen en onderzoekers van niet-westerse afkomst in alle rangen en standen van de wetenschap evenredig vertegenwoordigd moeten zijn.
'We zijn op de goede weg wat betreft het aandeel van vrouwen', aldus Van Dijck, 'maar het kan écht veel beter, vooral in de hogere bestuurlijke rangen van de universiteiten en bij de onderzoeksleiders.'
Dat geldt ook voor onderzoekers van niet-westerse afkomst. 'Bij het Hubrecht Instituut werken meer dan dertig nationaliteiten, bij het Nederlands Instituut voor Ecologie zo’n twintig. Maar voor de populatie van bestuurders en onderzoeksleiders geldt een dergelijke diversiteit helaas niet: ze zijn op dit moment vooral wit, een enkele uitzondering daargelaten.'
'Het vraagt om beleid'
Het gaat niet vanzelf, voegt ze eraan toe. 'Het vraagt om beleid, dat niet alleen gericht is op het opleiden en aantrekken van vrouwen en niet-westerse onderzoekers, maar ook op hun doorstroming naar de hogere echelons.'
Veel problemen in de wetenschap vragen bovendien om samenwerking tussen disciplines, voegt ze eraan toe. De kunst om de disciplines te overstijgen krijgt nog niet genoeg waardering. 'Grote wetenschapsprijzen gaan vooral naar topspelers in een handjevol monodisciplines, denk aan de Nobelprijzen in de categorieën natuurkunde, scheikunde, geneeskunde en economie.'
Een prijs voor nieuwsgierigheid
Van Dijck droomt van een ander soort wetenschapsprijs: een prijs voor Wetenschap, Impact en Nieuwsgierigheid. Die zou moeten gaan naar een team 'waarin jong en oud, man en vrouw, en onderzoekers uit verschillende disciplines en culturen samenwerken aan de oplossing van een urgent probleem.'
Ook binnen de Akademie zelf moet er meer aandacht voor komen, houdt ze het genootschap van topwetenschappers voor. 'Laatst was er een discussie over de vraag of men wel leden moest toelaten die overwegend gezamenlijke publicaties, dus publicaties samen met anderen, op hun naam hebben staan. Ik denk dat we ons bij het selectieproces moeten realiseren dat deskundigheid over de grenzen van de disciplines heen en het werken in groter teamverband juist in toenemende mate pluspunten worden.'