Hoe lang werk je op de UT?
‘Dat is alweer 26 jaar. Ik begon met werken bij spellenfabrikanten Hasbro en MB International in Ter Apel. Toen mijn moeder naar Twente verhuisde, ben ik met haar meegegaan. Op de UT begon ik via een uitzendbureau bij de vakgroep Instructietechnolgie (IST) en de lerarenopleiding (later ELAN) bij destijds de faculteit Toegepaste Onderwijskunde. Na een jaar Onderzoekscentrum Toegepaste Onderwijskunde ging ik weer terug naar de lerarenopleiding, waar ik bijna 24 jaar bleef hangen. Toen was het tijd voor een nieuwe uitdaging, ik had alles wel gezien. Nu zit ik goed bij de vakgroep Communicatiewetenschappen.’
Het leukste van mijn werk?
‘Het contact met mensen, zowel studenten als medewerkers. In het begin is het vaak: ‘Mevrouw…’, maar dat wordt al snel ‘Pauline’. Het is fijn dat ik waardering krijg voor mijn werk en ik draai mijn eigen toko. In de lunchpauze ga ik sporten, in de winter in het cardiohok en in de zomer zwemmen. Dat vind ik heerlijk.’
Waar ben je zoal mee bezig?
‘Van alles en nog wat, dat zie je wel aan mijn bureau! Van kopiëren tot agenda’s beheren en van ICT-vragen beantwoorden tot mentaal en moreel support. Het komt voor dat iemand hier staat die even een schouder nodig heeft. Dan gaat de deur dicht en praten we. Maar ik kan ook streng zijn. Soms stuur ik een collega door naar de dokter. Misschien kun je mijn baan het beste vergelijken met die van een moeder, ik zorg dat alles goed loopt en dat iedereen kan doen waar ‘ie goed in is. En ik ben BHV’er, omdat ik graag mensen wil helpen en belangstelling heb over hoe we in elkaar zitten.’
Ben je zelf ook moeder?
‘Nee. Ik heb niets met baby’s of kleine kinderen. Tieners wél, dat vind ik een mooie leeftijd. Ik geef vrijdagsavonds seminarieles aan jongeren in de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, beter bekend als de mormonen. In die kerk ben ik opgegroeid. Ik vind daar wat ik zoek, namelijk antwoord op levensvragen en handvatten voor normen en waarden.’
Verliefd, verloofd, getrouwd?
‘In oktober vijfentwintig jaar getrouwd met mijn man Remy. We wonen op een mooie plek in Almelo en ik ben de kostwinner. Ik werk fulltime, omdat Remy chronisch ziek is. Hij heeft sarcoïdose, een auto-immuunziekte. En ook nog COPD. Hij kan een paar uur per dag werken, en doet dat ook. Een kleine twintig jaar geleden manifesteerde de ziekte zich. Dat heeft het allemaal niet makkelijker gemaakt, en vorig jaar kreeg hij ook nog lichte hersenschade door een vernauwing in zijn halsslagader. Maar de liefde is er gelukkig nog steeds.’
Wat heb je gisteravond gegeten?
‘Ik had een stuk gefietst en daarna niet zo’n trek meer, dus het werd een bakje sojayoghurt. Ik fiets regelmatig van en naar werk vanuit Almelo. Op mijn hybride fiets doe ik daar een uurtje over. Op de andere dagen pak ik de scooter, dan val ik wel op in mijn gele motorjas.’
Liever een hond of een kat?
‘Soms vraag ik aan mijn man: wanneer ga je eens dood? Want dan kan ik een kat nemen! Dat is onze humor, hoor. Ik ben gek op katten, we hebben er meerdere gehad. Maar mijn man kan geen huisdieren meer verdragen. Weet je, ik kan communiceren met katten, ik begrijp wat ze miauwen en willen.’
Als ik geen secretaresse was, dan was ik…?
‘Een dierenarts. Op school was ik niet goed genoeg in biologie, dus jammer genoeg is het er niet van gekomen. Maar ik heb gewoon iets met dieren. Niet alleen met katten, ik sla nog geen vlieg dood. Een spinnetje in huis? Ik zet hem netjes buiten. Alleen een mug in de slaapkamer, die moet het wel ontgelden.’
Voor mijn ontspanning ga ik naar…?
‘Ieder jaar een keer naar Disneyland Parijs. Normaal gesproken ga ik lekker alleen. Dan pak ik de nachtbus vanuit Goor en ben ik er de hele dag. Daarna weer met de nachtbus naar huis. Om de vijf jaar gaat mijn man mee, dan nemen we een hotel bij het park. Ja, ik ben echt Disney-gek. De sfeer, de films, de muziek. En iedere maand koop ik in Duitsland de Disney-uitgave Lustiges Taschenbuch.’
Mijn favoriete plek op de campus is…?
‘Als je de Cubicus-parkeerplaats uitloopt en de weg naar de Hogekamp pakt, dan staat er rechts een bankje. Heel mooi onder de bomen. Ik zit er nooit, maar denk altijd: wat een fijn plekje.’