Het intellectuele vuur

| Asha ten Broeke

Ik was de eerste uit mijn familie die ging studeren. Mijn ouders hebben mbo gedaan; mijn opa aan vaderskant werkte voor de KLM, mijn moeder komt uit een bakkersfamilie. Ze was een slimme meid die droomde van de universiteit, maar ze ging naar school in de jaren zestig en zeventig, toen het gymnasium en daarmee het hoger onderwijs nog iets was voor de elite, en niet voor intelligente bakkersdochters.

De universiteit was daardoor bij ons thuis een bijna mythische plek. Hier werden geesten geslepen, kwamen jonge breinen tot bloei en werden intellecten uitgedaagd. En omdat het onderwijs sinds de jaren zeventig zoveel toegankelijker was geworden, kon ik er naartoe, hier in Twente.

Collegezaal

Het was tegelijkertijd heerlijk en teleurstellend. Teleurstellend wanneer we met z’n honderdvijftigen een collegezaal in werden gejast, er nauwelijks ruimte was voor vragen en dat geestelijk bloeien waar ik zo naar uit had gezien vooruit tot uiting moest komen in het maken van vele, vele multiple choice-tentamens. En heerlijk wanneer er een bevlogen docent was, die echte inzichten verschafte.

Ik herinner me bijvoorbeeld nog levendig het college van Pascal Wilhelm over ontwikkelingspsychologie en gender; zijn voorbeelden van hoe we jongens en meisjes stereotyperen hebben mijn carrière gekleurd. En ik heb goede herinnering aan de sociologielessen van Johan Bos. Hij was erg impopulair onder mijn collega-studenten omdat hij weigerde powerpoint te gebruiken – de horror! – en bovendien verwachtte dat je intelligente verslagen schreef en die ook nog op tijd inleverde – schokkend! –, maar hij kon zo prachtig vertellen over zijn vakgebied dat mijn hart tot op de dag van vandaag een sprongetje maakt bij het lezen van sociologiepapers.

Breinslijperij

Helaas lijkt er steeds meer ruimte te zijn voor het teleurstellend soort onderwijs, en steeds minder voor geestdriftige breinslijperij. Zo schreef onderzoeker Linda Duits op The Post Online hoe fnuikend het is geweest dat Rutte in 2006 bedacht dat de helft van alle werkende mensen in Nederland hoogopgeleid moet zijn. Door dit voornemen nam het aantal studenten flink toe, maar doordat een en ander nauwelijks iets mocht kosten, bleef het aantal docenten gelijk. Duits stelt dat dit onvermijdelijk kwaliteitsverlies betekent. Het onderwijs werd bijvoorbeeld schoolser, en het Bildungsideaal waar ook ik mee opgroeide – dat onderwijs de kritische, zelfontplooiende geest hoort te scherpen – raakte op de achtergrond.

Moordend

Andere ontwikkelingen versterkten dit. Door veel geld niet meer rechtstreeks aan de universiteiten te geven maar in de felbevochten subsidiepotten van het NWO te storten, moeten onderzoekers absurd veel tijd reserveren voor het schrijven van fondsaanvragen waarvan slechts een klein deel gehonoreerd wordt. De competitie, zo hoor ik om me heen en lees ik in de krant, is moordend, en de waarde van een wetenschapper is goeddeels teruggebracht tot het aantal binnengeharkte euro’s plus het aantal gepubliceerde papers. Het inspireren van de volgende generatie is een ondergeschoven kindje. Een bevriende onderzoeker verzuchtte laatst: ‘Ik heb al bijna geen tijd om zélf goed na te denken, laat staan dat ik tijd heb om dat anderen te leren.’ Zo wordt vernieuwing en creativiteit prematuur de kop ingedrukt; de onderzoekers krijgen er geen geld voor, de docenten hebben er geen tijd voor en de studenten zouden niet weten waar ze moesten beginnen.

Linda Duits ziet de oplossing in minder studenten. ‘Het Bildungsideaal is elitair en dat is ook wat universiteiten moeten zijn: een plaats waar de beste geesten samenkomen’, schrijft ze. Er moeten volgens haar niet meer mensen studeren, maar juist minder, en dan langer. Voor mensen die vooral beslagen ten ijs willen komen in het bedrijfsleven of bij de overheid, is er het hbo.

Hersen-Pokon

Dat lijkt me een verstandig plan. Niet omdat ik vind dat het universitair onderwijs, zoals in de tijd van mijn moeder, weer een voorrecht voor de rijken en de hogere klassen moet worden. Integendeel: het zou een vrij toegankelijke plek moeten zijn voor alle vrouwen en mannen in wie het intellectuele vuur het helderst brandt. Een plek waar ze gevoed worden door bevlogen docenten die ze de best mogelijke hersen-Pokon toedienen. Want het zou toch best aardig zijn als er over, zeg, dertig, veertig jaar ook nog mensen zijn die de mentale capaciteiten hebben om het 21ste eeuwse equivalent van de evolutietheorie of antibiotica te ontdekken. De wereld staat voor enorme uitdagingen; het universitair onderwijs kan maar beter niet intellectueel failliet gaan. Niet alleen vanwege de studenten, maar voor iedereen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.