Het Dagblad van het Noorden kopte opgewekt: Groningse chemicus wint Nobelprijs voor de Scheikunde. Hun collega’s bij RTV Drenthe zagen dat anders. Drent wint Nobelprijs voor de Scheikunde, jubelden zij. De Emmense nieuwsmakers benadrukten dat de hoogleraar oorspronkelijk uit Barger-Compascuum (gemeente Emmen!) kwam, terwijl de NOS hem simpelweg ‘Nederlander’ verkoos te noemen. Zo deelden we allemaal een beetje in de eer.
Meer dan 41.000 Nederlandse wetenschappers wonnen dit jaar geen Nobelprijs. Gewoon, omdat ze nog niet op de proppen zijn gekomen met een idee dat de wereld volgens het Nobelcomité ingrijpend zal veranderen. Er zijn medici die tientallen jaren zoeken naar een geneesmiddel tegen kanker, zonder het te vinden. Er zijn astronomen die hun carrière wijden aan buitenaardse wezens waarvan ze niet weten of ze bestaan. En er zijn vele chemici die, net als Feringa, eindeloos knutselen aan de bouwstenen van de materie, zonder hoogdravende ontdekkingen te doen.
Wie niet weet hoe wetenschap werkt, zou dat zonde van de tijd kunnen vinden. Maar, zoals experimenteel psycholoog Daniël Lakens eens zei tijdens een rake TEDx-talk in Eindhoven: opmerkelijke dingen gebeuren niet vanwege opmerkelijke mensen. Als Einstein de relativiteitstheorie niet had geformuleerd, was iemand anders wel met de eer gaan strijken. Ontdekkingen gebeuren meestal omdat heel veel wetenschappers zich vastbijten in een bepaald onderwerp. Zodat op zeker moment iemand zich toevallig op de juiste plaats en in de juiste context bevindt om een idee te krijgen dat het vakgebied doet kantelen. Welke persoon deze eer uiteindelijk ten deel valt, dat is voor een belangrijk deel een kwestie van toeval.
Zo bezien is het een beetje vreemd dat we die enkeling rijkelijk belonen, terwijl duizenden collega’s even hard werken om het mogelijk te maken. Minstens zo vreemd is het Nederlandse financieringssysteem van de wetenschap, gericht op excellentie en concurrentie. Dat stimuleert ellebogenwerk en dikdoenerij, terwijl innovatie juist gebaat is bij samenwerking en zelfreflectie. De leden van een elftal laat je elkaar ook niet onderuit schoppen totdat er één spits over is.
Feringa zelf weet dat donders goed. Kort na het grote nieuws sprak hij zijn collega’s en studenten toe. ‘Iedereen hier in Groningen hielp dit over de jaren heen mogelijk te maken’, benadrukte hij. Dat was geen Groningse nuchterheid, geen Drentse bescheidenheid en ook geen Hollandse doe-maar-normaal-mentaliteit. Dat was gewoon een kwestie van eerlijk delen.
Deze column verscheen in het novembernummer van UT Nieuws Magazine.