‘Hello Female,
I don't know if this email is neccesary, but sadly public transport is not cooperating today which means I will be at least an hour late. I hope this is not too problematic.
Greetings,
[name student]’
Mijn bulderende lach moet maandagochtend in heel de Vrijhof te horen geweest zijn. Een studente mailde dat ze te laat kwam voor de kick-off van module 3 van Creative Technology. De autocorrectie van haar telefoon schreef ‘female’ in plaats van mijn naam ‘Femke’. Het is een interessante aanhef van een email.
‘Hello female’ is in ieder geval beter dan wanneer studenten beginnen met ‘Dear mister Nijboer’, terwijl je ze al zes weken lang les hebt gegeven. En ja, dit is echt voorgekomen. Je gaat dan toch twijfelen aan je kledingkeuze en haarstijl, hoewel ik inmiddels vermoed dat desbetreffende student a) nooit op college is geweest en dus niet weet dat ik een vrouw ben en b) gemakshalve aanneemt dat de assistent professor een man is en c) geen moeite doet om de naam van de docent even te googelen zodat hij de correcte aanspreekvorm kan gebruiken. Studenten die mailen met ‘mister Nijboer’ staan dan ook met 5 punten achter bij mij en het beantwoorden van hun email krijgt zeer lage prioriteit.
En over die e-mails wil ik wel even wat zeggen. Sinds ik in 2014 het sprongetje kon maken van postdoc naar universitair docent in de ratrace van de academische wereld, lijkt het wel of mijn hoofdactiviteit het beantwoorden van e-mails is geworden. Het gaat van plingpling in mijn inbox en mijn vingers gaan de hele dag van tikkerdetik en typerdetyp. En dit moet stoppen nu. Tussendoor doe ik wel wat onderwijs en onderzoek, maar deze emailtsunami moet stoppen. De column begon zo grappig, maar nu begin ik met mopperen.
Weten hoe erg het is? Ik ontving maandag en dinsdag 79 e-mails, waarvan ik er 14 bijna zonder te kijken kon verwijderen. Ik was in staat 24 berichtjes te beantwoorden. Het beantwoorden kostte me ongeveer vier uur. Dat is de twee uur per dag en ongeveer een kwart van mijn officiële werktijd. Veertig e-mails bleven onbeantwoord. Het zijn e-mails die gedoemd zijn in de vergetelheid te geraken. Omdat er morgen weer meer dan 30 e-mails in mijn inbox zitten. De vroegste email werd om 6.53 uur, gestuurd en de laatste om 23.01 uur. Ze komen de hele dag binnen. Ze bevatten soms meerdere simpele vragen in één mail en soms begrijp ik de email niet. Waarom bellen mensen eigenlijk niet? In 60 seconden aan de telefoon krijgen we misschien wel vijf vragen beantwoord.
De handtekening onder al mijn uitgaande e-mails bevat al een jaar de volgende tekst:
‘I like it better when you call than when you mail
I like it better when you visit than when you call’
Nooit doet iemand hier wat op uit. Iedereen blijft maar mailen. Behalve die journalist van de NRC die me wilde spreken aan het einde van de dag. Die belde of ik even tijd had voor koffie. ‘I like it better when you drink coffee with me than when you visit me’, dacht ik verheugd. We gingen ouderwets kletsen met zo’n Starbucks tafellamp tussen ons in. Een uitwisseling van ideeën over het talenbeleid van de UT en de internationalisering. Een uitwisseling van ideeën en gedachtes? Kan dat nog? Hiervoor was ik ooit wetenschap gaan doen! Soms daagt het me weer. Female Nijboer gaat nu snel slapen, voordat er weer een email binnen komt.