Premier Rutte noemde het terloops. In de toelichting verwees hij naar de ‘club van Mariëtte Hamer’ binnen de Sociaal Economische Raad die hier naar aan het kijken is. Hoe lang dit allemaal gaat duren is niet duidelijk. Gelukkig biedt de overheid ons in ieder geval de mogelijkheid om, als uitlaatklep na een week moeizaam thuiswerken, op diverse manieren buitenshuis aan ons gerief te komen. Voor de afnemers én aanbieders van dit soort diensten zijn deze veranderingen uiteraard prettig. Ook kerken, andere gebedshuizen en theaters mogen weer meer mensen ontvangen. Jezelf geestelijk en cultureel opladen hoort gelukkig dus ook weer tot de mogelijkheden.
Maar gewoon naar je werk gaan: het moet nog wachten. Je krijgt bijna de indruk dat het werk de gevaarlijkste plek op aarde is. Uiteraard is een massale terugkeer naar het werk een complex probleem waar goed over moet worden nagedacht. Maar het lijkt erop dat bepaalde branches een sterkere lobby hebben dan de werker. Wat zegt het over Nederland, dat vertier van allerlei soort blijkbaar sterker op het netvlies staat dan het werk dat velen meer of minder graag doen, maar liefst wel zo goed mogelijk, samen met collega’s en op een fatsoenlijke werkplek? Misschien zegt het niets, maar ik wilde de vraag toch even stellen, mocht u de behoefte hebben een spade dieper te graven.
Aan wie écht niet kan thuiswerken biedt de Universiteit Twente enige verlichting, in de vorm van een stoeltje aan een kantinetafel. Laptop en verlengsnoer moet je zelf meenemen. Je mag maximaal twee dagdelen per week zo’n stoel reserveren. Het creëren van deze werkplekken en het reserveringssysteem heeft veel mensen veel tijd gekost. De intenties zijn goed, maar is het niet naïef om te denken dat dit een oplossing biedt? Er is tot nu toe nauwelijks tot geen gebruik van gemaakt. Je moet als getormenteerde thuiswerker erg gezagsgetrouw zijn om niet gewoon door te lopen naar je eigen werkplek van veel betere kwaliteit, die even verderop al een tijd ongebruikt is. En alleen een al even gezagsgetrouwe als hardvochtige leidinggevende zal tegen de collega zeggen: je eigen werkplek is geen optie, ga maar in de kantine zitten.
Ongetwijfeld zijn er velen die het thuiswerken prima vinden. Maar ik vermoed dat er intussen ook veel collega’s zijn met een steeds sterker gevoelde behoefte om gewoon af en toe naar het werk te gaan, gebruik te maken van de eigen goede werkplek, elkaar daar te ontmoeten, het gevoel te hebben weer wat meer van waarde te zijn, en het werk te laten opleven dat thuis misschien verschraalt en opdroogt. Juichend (of stilletjes) weer terug naar de universiteit, al is het maar een paar dagdelen per week, moet dat echt wachten tot het najaar, tot het moment dat het advies van Mariëtte Hamer vanaf de Haagse bergtop heeft geklonken en in lokale protocollen is uitgewerkt?