Gehaktballen
Zes gehaktballen is best veel. Zeker voor een vegetariër. Ik begon met vier en nam er drie lepels Jean Bâton truffelmayonaise bij. Holy moly, wat smaakte dat lekker. Ik had de vierde nog niet op of liep al naar de koelkast om ook de laatste twee te halen.
Zomaar uit het niets kwam de trek. Na een jaar lang geen vlees eten. Mensen noemden me al vegetariër. Iemand vroeg me mijn keuze toe te lichten, maar het was eigenlijk geen keuze. Vlees eten stond me toenemend tegen. Een homp vlees uit plastic. Een stuk lijk met een ‘voordeelpakket’-etiket erop. Ik denk dat het varken er het voordeel niet van in zag. Mijn tegenzin had ongetwijfeld te maken de massaproductie van vlees. Ik heb moeite met het woord productie. Een dier een product noemen is voor mij het bewijs hoe ver we van de werkelijkheid en de natuur verwijderd zijn. Net als makelaars een huis ‘een object’ noemen. Of de overheid een ongekend onrecht ‘een affaire’ noemt. Koekkoek. Mesjogge. Surreëel. Op een dag besloot ik geen vlees meer te eten. Het was niet moeilijk en ik miste het niet. Tot ik afgelopen kerstvakantie ineens die zes gehaktballen at.
In de maand januari veranderen velen van eet- of drinkgewoontes. Sommigen doen een Dry January, een maand zonder alcohol. Weer anderen trekken een strakke gymbroek aan en laten de koolhydraten achterwege. Vaak al voor februari stoppen we met het nieuwe gedrag.
Logisch, want aangeleerd gedrag verander je niet omdat je gezonde verstand het besluit. Onderzoek toont aan dat het geven van informatie over gezond eten of bewegen, veilig seksueel gedrag, roken, corona, niet veel uithaalt. Mensen moeten zelf, tot in hun diepste, voelen dat het gedrag niet meer bij hun past. Hiervoor is een ander zelfbeeld nodig. Je moet jezelf gaan zien als niet-roker. Wie meer hierover wil lezen, moet het werk van mijn voormalig collega Winnie Gebhardt maar eens lezen. Ik zie mezelf niet als vegetariër, maar vlees eten past gewoon niet bij me. Ik word – bijna altijd – misselijk van de gedachte. Je buikgevoel leidt je gedrag, niet je hoofd.
Piramidespel
Na mijn openhartige column van 9 december over mijn bonkende hart en de overuren van wetenschappers aan de universiteit is er veel gebeurd. Ik ontving veel appjes en mailtjes van collega’s van de UT en andere universiteiten: ‘jouw verhaal is mijn verhaal’, ‘heel herkenbaar’ en zelfs ‘ik denk dat ik maar eens hulp moet gaan zoeken’.
Zelf ben ik naar de bedrijfsarts gestapt. Ik kreeg een intakegesprek van een uur met een reïntegratiecoach, gevolgd door een gesprek met de arts van een uur. Uiteindelijk was de mededeling: ‘Je hebt je niet ziek gemeld, dus we kunnen eigenlijk niks voor je doen’. Twee uur tijd verspild.
Ergens in het gesprek vroeg ze me waarom ik het moeilijk vond taken te delegeren aan collega’s. Het woord piramidespel schoot me te binnen. Een piramidespel is een 'spel' waarbij deelnemers een inleg doen en tevens proberen anderen over te halen om mee te doen, waarna de inleg van de nieuwkomers als prijzengeld uitbetaald wordt aan bestaande deelnemers. Piramidespelen zijn vaak illegaal. Het wetenschappelijk onderwijs is gek genoeg legaal. Toegegeven, ik klonk wat cynisch, maar ik vond het toch een treffende vergelijking. ‘Misschien ben je niet geschikt voor de wetenschap’, zei ze. Ik dacht: ‘Misschien is de wetenschap nog niet geschikt voor mij’.