Ik doe onderzoek naar acceptatie en ontwerp van technologie in de ouderenzorg. Voorheen deed ik onderzoek naar hulpmiddelen voor mensen met handicap. Hoeveel technologie en apps belanden in de prullenbak? Voor mensen met een handicap durf ik een getal te noemen: 30 % van alle hulpmiddelen wordt na ongeveer een jaar niet meer gebruikt (Scherer & Glueckauf, 2005). Een gebrek aan bruikbaarheid is soms een reden, maar de grootste belemmering is vaak dat mensen niet worden gekoppeld aan een hulpmiddel dat voorziet in hun behoefte en voorkeur. Plat gezegd: je krijgt iets door je strot geduwd. Logisch, dat je het dan links laat liggen.
Wat mensen niet willen, is achteraf snel zichtbaar. Wat ze wel willen niet. Zeker niet vóóraf. Zeker niet in mijn doelgroep: oudere mensen uit Overijssel. Over één ding zijn ‘ze’ het ironisch genoeg wel altijd wel eens: ik mag ze niet over één kam scheren. Noh, ik kieke wah uut! Wat ik ook geleerd heb - en waarom ik dus een Twents sprekende student nodig meende te hebben - was dat het onderzoek een stuk beter ging als ik plat begon te praten. De geïnterviewden kuierden dan zo met mie met. Zo ontstond mijn idee Twents in de technologie te krijgen. High tech, local touch. Misschien niet geschreven Twents, want laten we wel wezen: 13 % van de Twentenaren en maar liefst 24 % van Enschedeërs is laaggeletterd. Nee, de technologie moet zich meer Twents gaan gedragen. Een robot die een bettie hênig an doot of een Corona app die hardop zegt: ‘Waart oe’.
Mijn zoektocht naar een Twents sprekende student op de UT liep op niks uit. Gien iene. Het onderwerp was niet populair. Ik bood het aan bij het Saxion, maar ook daar werd het afgewezen. Twents, plat, dialect, wordt door Nederlandse UT- en Saxionstudenten niet bepaald gezien als la langue d’amour. Het wordt geassocieerd met boeren, domheid en/of lompheid. Voordat ik onderzoek kan doen naar de rol van streektaal en cultuur in technologie, moet ik dus eerst streektaal en cultuur weer populair maken. Vandaar de advertentie ‘Make Twents great again’.
Manks krie-j nie wa-j wult, moar wah wa-j neudig hebt. Via Twitter vernam ik vorige week dat er een vergadering was van de denktank Keeping Talent in Twente en dat Martin ter Denge, promotor van Nedersaksisch, daar een verhaal ging houden. Ik praatte me de digitale meetup in en kreeg ik zomaar, op een druilerige woensdagvond, een cadeautje. Ik trof een gezellige bende van internationale studenten die aan de lippen van een tukker hing die in perfect Engels met verrassend Iers accent vertelde over het Nedersaksisch. Ineens begreep ik dat ik had gezocht op de verkeerde plek. Toen ik in de Duitse provincie Baden-Württemberg promoveerde, wilde ik Käsespätzle eten en elke zin met het Schwäbische stopwoord ‘gell’ afronden. Eenmaal naar Baskenland verhuisd, at ik Txuleta in een sidreria en riep ik in Euskera ‘kaixo’ naar iedereen. Ik wilde de streek beleven. Ik hoorde de teamleden van Keeping Talent in Twente dezelfde verhalen vertellen en dacht: ‘Ik zit met mijn goeie verstand in de verkeerde hooiberg’. Alsof de duvel er mee speelt, melde zich een dag later een Nederlandse studente Creative Technology. Ze wil de uitdaging aangaan. Haar vriendje is tukker en ze leert Twents van zijn opa. Ach zie-j wah?! Nedersaksisch is toch de taal van de leefde!