April, kikker in de bil. We zijn nu twaalf maanden onderweg in het nieuwe normaal. Online geven we onderwijs, ontvangen we onderwijs, bezoeken we congressen en webinars. We organiseren brainstorms met samenwerkingspartner in een digitale ruimte met een digitaal canvas. Ook privé doen we veel meer online. We spreken vrienden via het scherm. Je oom en tantes wisselen deep fakes uit op whatsapp. Lachen dat ze doen! Dates snor je nu uitsluitend nog via apps op, want we botsen niet meer tegen elkaar aan in real life.
Hoe laat je jezelf online zien? Ik bedoel niet: hoe presenteer je jezelf online, want dat hebben we inmiddels wel onder de knie. Na de zomervakantie kwam iedereen professioneler dan ooit terug van vakantie: microfoon op mute als je binnenkomt, rustige achtergrond, investeren in een goede microfoon, hand opsteken voordat je begint te praten. Onze online etiquette is op orde. Ons online gezicht daarentegen vervaagt op verschillende manieren.
Allereerst, lijkt het alsof we, vanuit de beperkingen van ons huis, vrijheid te zoeken in de keuze ons wel of niet te laten zien. De eerstejaars die ik sinds februari in mijn digitale collegezaal heb, zijn ongetwijfeld bestaande personen, maar ze zouden net zo goed bots kunnen zijn. Ik zie ze niet als ik les geef. Ik zie een stuk of honderd namen in een chatroom. Studenten kiezen er massaal voor hun webcam gesloten te houden. Desgevraagd geven ze wel een reden in de chat: mijn kamer is een troep, ik ben nog niet aangekleed, ik zie er niet goed uit, mijn webcam kan mijn lelijkheid niet aan, ik ben aan het eten, m’n laptop heeft geen webcam. Het is frustrerend voor mij als docent. Het is een ongelijke verhouding. Ik kan hen niet dwingen de webcam aan te zetten. Omgekeerd ga ik niet mijn webcam uit zetten om hen terug te pakken. Ik probeer dapper door te gaan. Ik blijf opgewekt, lees de chat, gooi er nog eens een online quiz in. Intuïtief denk ik aan dat hun keuze een daad van protest is. Ze moeten online onderwijs volgen, maar ze vertikken het zichzelf daar letterlijk in te storten. Ik krijg hun oren en ogen, maar niet meer dan dat.
Een tweede verschuiving zie ik in de diversiteit van online identiteiten. Mensen die ik wel op de webcam zie gaan diverser om met hun gezicht. Aan de ene kant van het spectrum zijn mensen comfortabeler geworden zichzelf zonder make-up te laten zien. Ook is de schroom verdwenen cruesli weg te knagen met open webcam. Aan de andere kant van het spectrum zie je ineens creatievelingen die hun gezicht augmenten met een gezichtsfilter. Deze module heb ik een jongen met een hondengezichtje in m’n publiek. Wat doe ik daarmee? Accepteer ik dat dit zijn online identiteit is? Eis ik van hem zijn gezicht te laten zien? Ik heb besloten wel uit te spreken dat ik het ongemakkelijk vind, maar ik laat hem zijn online smoeltje. Wie weet waar deze jongen mee worstelt. Ik ben allang blij dat hij op komt dagen voor college en meedoet.
Een laatste verschuiving door een jaar online werken, zie ik in het eigendom van je online identiteit. Als ik mezelf op Twitter laat zien, ben ik dan Femke Nijboer of ben ik dan medewerker van de Universiteit Twente? Voor mijn gevoel was ik vóór het coronatijdperk meer een privé-persoon op internet dan nu. Tegenwoordig lijk ik online gezien te worden als werknemer van de UT. Mag ik nog wel alles roepen?
Saxion-docent Kiekebosch bekeek afgelopen zondag vol afgrijzen het debat tussen Wilders en Rutte. De een pleitte voor minder minder hulp aan vluchtelingen. De ander pochte dat hij al lang minder hulp gaf aan die lui. Kiekebosch werd het teveel en riep op Twitter om minder beveiliging voor Wilders. ‘Oh, dat mag je niet zeggen’, gonsde het online. En ook: ‘Saxion heeft docenten die studenten indoctrineren met gewelddadig gedachtengoed’. Een woordvoerster van Saxion liet snel weten dat ‘ook als een docent op Twitter privé zijn mening geeft, hij zich moet realiseren dat die kan worden verward met zijn of haar functie als docent’. Laat je docenten maar lekker barsten, Saxion, en wat een gekke zin ook. Bedoelt de woordvoerster echt dat je een mening kan verwarren met een functie? Zijn wij onze mening? Zijn wij onze functie? Onze gezichten lijken te vervagen in deze coronaperiode. Kiekebosch zelf heeft zijn online identiteit inmiddels opgeheven. Ik vind dat jammer. De filosoof, dichter én vluchteling Rumi zei: ‘Scheur het masker af, je gezicht is glorieus’. Laat toch iedereen je gezicht zien, als je durft.