Ongeloof

| Femke Nijboer

Columnist Femke Nijboer is van haar wetenschappelijke geloof gevallen en ziet overal verhalen waar ze anders alleen data zag. 'Wetenschap, meten is weten, werkt niet meer. Mijn zinnen hebben me nog nooit zo bedrogen als deze rouwperiode.'

Photo by: AJF

De bekende theoloog Anne van der Meiden wordt vandaag begraven in Usselo. Telkens als ik met mijn vader praatte over mijn twijfel over mijn rol in de wetenschap en de wens meer te schrijven, moedigde hij me aan ‘praat eens met Anne van der Meiden, die woont hier in Nijverdal’. ‘Pap, ik kan toch niet zomaar bij die man aanbellen. Zoiets doe je niet!’. Nu kan het niet meer. Niet meer op de bonnefooi aanbellen bij Anne en niet meer mijn vader tegensputteren. Ze kwamen uit de tijd. Willem Wilmink schreef:

In ’t Nederlands is iemand dood gegaan,
over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen.
In het Twents is iemand uit de tijd gekomen,
Dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.

Het lukte me in Enschede prima om weer te werken, te moederen en zelfs weer hier en daar wat te flirten. Het bloed kruipt immers waar het niet gaan kan. De vaccinatiedata zijn geprikt (pun intended) en het ziet ernaar uit dat ik de sombere tijden redelijk heb doorstaan. Of niet? Afgelopen zondag ging ik voor het eerst terug naar mijn ouderlijk huis. Toen ik de keuken binnenstapte, begon ik vrijwel onmiddellijk en vanuit het niets te huilen. Hij zat niet in zijn stoel. De krant lag niet opengeslagen op tafel. Er stond geen tweede koffiemok op tafel. Er klonk geen ‘Dag Fem’ bij binnenkomst. Ik weet niet wat ik verwachtte, toen ik naar Hellendoorn reed. Ik weet wel wat we 27 mei hebben gedaan. Condoleance, ceremonie, crematie, koffietafel. Ik weet wel dat ik 20 mei naast hem zat toen hij stierf. Ik weet wel dat ik hem 24 april voor het laatst sprak. Toch dacht ik eigenlijk wel dat mijn vader gewoon thuis zou zijn.

Rouw is een raar ding. Je zou denken dat ik er wel raad mee wist. Ik schreef er vorig jaar nog over in het boek Levenslust. Omgaan met pech. Accepteer wat is en gooi de sluizen open. Huil maar en huil dan nog eens. Er komt dit stofje vrij in je hersenen en dan dat stofje en vervolgens leer je anders omarmen, leerde ik uit literatuuronderzoek. Femke de schrijfster is kampioen rouw.

Femke de dochter blijkt uit ander hout gesneden. Hardhout. Toen de verpleegkundige op de IC zei dat hij overleden was, geloofde ik haar al niet. ‘Ik zie nog beweging, ik hoor hem nog’. ‘Hij is echt weg’. ‘Laat het me zien dan’. Ze nam me mee naar de monitor achter de balie en wees op de vlakke lijn. ‘Meten is weten’, riep ik als jonge functieleerstudent zo vaak. Vlijtig plakte ik tijdens mijn wetenschappelijke loopbaan EEG- en ECG-elektrodes op de lijven en schedels van mijn proefpersonen. Nu schudde ik koppig mijn hoofd. Ik zie wat ik zie. Hij is er nog.

Het leek wel een EK-voetbalfinale. Ze gaven me extra tijd en ik bestudeerde zijn borst. Die ging toch op en neer? Ik legde mijn oor op zijn borst en luisterde. Ja verrek, daar was toch nog wat. Ik voelde aan zijn halsslagader en voelde kloppen. Aan mijn moeders verslagen reactie te zien was hij echter wel weg. De verpleegkundige keek me meewarig aan. Ik capituleerde om te voorkomen dat ze er een psychiater bij zouden halen. Beduusd liepen we het ziekenhuis uit. Uitvaartondernemer Erik werd gebeld en onze wens hem zo snel mogelijk naar huis te halen werd onmiddellijk waargemaakt. Hij hoefde geen nacht meer op die benauwde IC te zijn en ook niet in een kil mortuarium. We kregen het voor elkaar dat hij naar huis mocht. Ja zelfs in de tuin mocht staan, hoewel we daarmee misschien wel een wetje of twee overtraden. Het werd ons gegund.

Maar verdomd als het niet waar is, toen ze me mijn vader in de kist lieten zien, speurde ik nog steeds naar een teken van leven. Zelfs luttele minuten voor de crematie vroeg ik me af of we niet nog een keer moesten verifiëren dat hij dood was. Dat cremeren stond me sowieso tegen, maar het was mijn vaders wens. Sinds de film De Beentjes van Sint Hildegaard durft geen enkele Twentse vrouw nog ergens tegen in te gaan uit angst als strabant wief te worden gezien. Wat Herman Finkers voor de emancipatie van de Twentse man betekende, zal de wereld nooit weten. Ik liet het cremeren dus maar gebeuren.

Ongeloof is een raar ding. Mijn zinnen hebben me nog nooit zo bedrogen als deze rouwperiode. Wetenschap, meten is weten, werkt niet meer. Ik val van mijn wetenschappelijke geloof af en zie overal verhalen waar ik anders alleen data zag. In de in memoriam voor Anne van der Meiden stond wat zijn moeder over de hemel zei: ‘Wie zult nog stoan te kiek’n’. Kippenvel. Wat een troostende gedachte. Dat Anne van der Meiden, voor wie mijn vader zo’n respect had, ook uit de tijd kwam in de tijd van het fluitenkruid en de klaproos, rijm ik brutaal samen: ‘Mien vaa wol vast iets te kuieren hebben’.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.