‘Als iemand boeren kan begrijpen, dan zijn het de wetenschappers’, dacht ik laatst. Een rare kronkel in mijn hoofd. Het hoofd van een wetenschapper en een vrouw die Partij voor de Dieren stemt. Maar ook het hoofd van een kleindochter van boeren en een kippenkeurder. Het hoofd van een dochter van een lasser die machines in nieuwe slachtfabrieken installeerde zodat het verwerken van geslachte dieren efficiënter werd.
Niet alleen als kleindochter, maar juist ook als wetenschapper, heb ik het te doen met boeren. Ik heb er een column voor nodig om deze kronkel in mijn hoofd te volgen. Geen idee waar ik uitkom. Vooropgesteld, ik heb geen donder verstand van boeren, landbouwbeleid, veeindustrie en stikstof. Bespaar de UT en de redactie dus ditmaal uw ontslagverzoeken. Ze zijn echt al heel druk met mij.
Er wordt nu tegen boeren gezegd dat ze moeten inkrimpen of ophouden te bestaan. Er wordt hen verteld dat het landschap diverser moet. Jarenlang werd boeren echter ook verteld hoe ze moeten boeren: efficiënt, aub. Rendement, aub. Hoe denk je in godsnaam dat die boodschap overkomt bij boeren? No shit, Sherlock.
Denk terug aan de ruilverkaveling. Er wáren al kleine percelen. Er wáren kleine boeren. Er wás diversiteit. Houtwallen, glooiingen in het landschap, lokale ecosystemen, circulariteit. Alles was er. In de wijk de Laares waar ik woon, kwam de schillenboer langs om het groente- en tuinafval van de Enschedeërs naar een boer in Lonneker te brengen. Die mestte er zijn varkens mee vet, zodat ze mensen in de stad een lekker stukje vlees bij hem konden kopen voor op zondag of met kerst. Met de woorden van Louis Couperus: ‘alles was, zooals het wezen moest' (Eline Vere, 1889).
Maar nee, dat moest anders. De Staat had een plan. Zij zagen hoe het beter, groter, sneller kon! En dus werd er een beleid doorheen gedrukt waar geen draagvlak voor was, gevolgd door veel boerenprotest. RTV Oost maakte een werkelijk prachtige documentaire over de Boerenopstand in Tubbergen. De theatervoorstelling Hanna van Hendrik zal ook dit jaar weer uitverkocht zijn.
Als je goed luistert, hoor je dat voor- en tegenstanders allebei goede punten hebben. Het gesprek ging verloren door een onbesuisde regering die met, jawel, een plan kwam. De rest is geschiedenis. Boeren zitten nu klem in een onvergeeflijk harde landbouw- en veeindustrie. Overheid boos op boeren. Burgers boos op boeren. De industrie lacht zich kapot.
Wij, in het academisch systeem, zitten net zo klem. Een overheid en een maatschappij die jarenlang hamert op nut en rendement. Universiteiten als gezonde bedrijven. Onderzoek moet nut hebben! Haal de banden met de industrie aan. Valoriseer. Wees aantrekkelijk voor internationale studenten. Houd je eigen broek op. Nee wacht, bedenk een businesscase rondom je uitvinding. Ondertussen stellen boze maar vooral ook bezorgde burgers terecht vragen over de onafhankelijkheid en integriteit van de wetenschap. Wetenschap is ook maar een mening. De overheid komt er mooi mee weg.
Zo lukraak geschreven zie ik boeren en wetenschappers dus in eenzelfde soort spagaat staan. We hebben een dansje gedaan in een voorstelling van een wispelturige regisseur die zich vanaf de coulissen laat influisteren door een hijgerige theaterdirecteur. Er moeten meer kaartjes verkocht worden. Na een gedwee dansje, brult hij: ‘Fout! Wist je dan niet dat dansen passé is? Viool spelen zullen jullie!’. Bij gebrek aan koeien roept het publiek boe. Dat gedweeë dansje kan je boeren en wetenschappers verwijten maar, in godsnaam, kom eens naast ons staan.