Het is bekend dat studenten erg veel druk ervaren. Het RIVM, studentenorganisaties, onderwijsinstellingen en de politiek zijn het er allen over eens dat de druk van de ketel moet. De minister geeft aan dat het verlagen van het bsa norm daar een eerste oplossing in kan bieden, maar daar is de studentengeleding van de universiteitsraad het niet geheel mee eens. Zij bepleit dat het bsa niet de oorzaak is van de hoge druk op studenten.
Het RIVM noemt het woningtekort, Fear Of Missing Out (FOMO), invloeden van sociale media, en het afschaffen van de basisbeurs als grote oorzaken voor de druk die studenten ervaren. Ook het hoger worden van het bsa norm levert stress op. Tegelijkertijd kan de maatregel op zich een motiverende stok achter de deur bieden. Een te hoge bsa norm, in combinatie met het woningtekort, financiële stress, sociale druk, de hoge werkdruk, en een lang academisch jaar, resulteert in problemen, maar niet het bsa op zichzelf. Alleen het bsa verlagen, zonder uitgebreid aandacht te besteden aan de eerder genoemde thema’s, is ons om die reden te kortzichtig.
Wetsvoorstel
Het voorstel om het bsa in het eerste jaar op maximaal 30 ECTS vast te zetten en in het tweede jaar op maximaal 60 ECTS lijkt de studentengeleding onwenselijk. In de eerste plaats omdat een norm na twee jaar studeren alsnog veel stress kan opleveren. Studenten kunnen na veel tijd, energie, stress en geld geïnvesteerd te hebben alsnog van een koude kermis thuiskomen. En dat alles zonder de oorspronkelijke doelen van het bsa te realiseren. Derhalve is de studentengeleding tegen een norm na twee jaar.
In de tweede plaats lijkt een landelijke norm van 30 ECTS ons onwenselijk. Verschillende instellingen hebben verschillende onderwijsvormen en het bsa beleid moet daarop aansluiten. In Twente werken we veel met projectonderwijs, daar waar een andere norm passend is dan bij een instelling die vooral met tentamens werkt.
Hetzelfde kan worden gezegd voor het University College; bij de kleinschalig intensieve onderwijsvorm past ook een andere norm. De instelling, in samenspraak met de medezeggenschap, kan hierin de beste afweging maken.
Er moet worden erkend dat het bsa voor 16% van de studenten als overwegend negatief wordt ervaren. Dat is te veel. We moeten toewerken naar een norm die voor meer studenten als behulpzaam wordt ervaren en bovendien moet er meer persoonlijke begeleiding komen als de norm toch te hoog blijkt. Studenten geven in lijn daarmee aan dat het probleem in de hoogte van de norm ligt, niet in de norm op zich. Ook geeft 30% van de studenten aan overwegend positief te zijn over het bsa. Voor deze groep is het niet wenselijk om het beleid rigoureus te veranderen.
Studeerbaarheid van programma’s
Ook moet de studeerbaarheid van een programma beter geanalyseerd worden. Studeerbaarheid wordt door Fontys genoemd als een van de kernpunten om het bsa effectief te maken, maar het heeft ook grote invloed op de ervaren druk door studenten. Immers, een voltijd bachelor moet garant staan voor 40 uur studeren in de week. Toch zijn vele studenten, vooral in het eerste jaar, al gauw 60 uur per week kwijt aan hun studie. Het bsa verhoogt voor deze studenten begrijpelijkerwijs de ervaren druk, maar het probleem ligt bij de studeerbaarheid van het programma, niet bij het bsa. Daarom heeft het bsa– met redelijke norm – een plaats en is er meer ruimte in programma’s nodig.
Kwaliteit van het onderwijs
Door de verlaging in jaar één zullen er meer studenten doorstromen naar het tweede studiejaar, naar verwachting met onvoldoende voorkennis. Dit resulteert in een lagere kwaliteit van onderwijs, omdat medestudenten moeten samenwerken met studenten die de stof niet beheersen, zeker bij het projectonderwijs op de Universiteit Twente. Een punt van zorgen, wat het Fontys onderzoek ook aanhaalt. Bovendien stelt de studentengeleding: meer studenten, vollere collegezalen, minder aandacht voor individuele studenten. Reden genoeg tot zorg.
Het Fontys onderzoek toont aan dat slechts 29% van de studenten met een negatief bsa een diploma bij een nieuwe opleiding haalt binnen 5 jaar (nominaal +1). Dit vraagt van zowel student als docent een enorme tijdsinvestering. Het heeft eveneens nadelige financiële gevolgen voor de student en de onderwijsinstelling. Voor de student is dat een grote stressfactor.
Het bsa voldoet weldegelijk aan haar doel
Het bsa kent drie hoofddoelen: uitval van studenten vervroegen, studenten helpen om zo snel mogelijk op de juiste opleiding te komen, en de gemiddelde studieduur verkorten. Statistieken van de Universiteit Twente en de Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs wijzen beide uit dat het tijdstip van uitval inderdaad vervroegd is ten opzichte van vóór de invoer van het bsa. Nu vindt uitval voornamelijk plaats binnen 1 jaar. Het significant verlagen van de norm betekent dus dat vele studenten er pas later achter zullen komen dat hun studiekeuze toch niet de juiste was. Het doel om studenten te helpen om zo snel mogelijk op de juiste opleiding te komen, wordt daarmee niet bereikt.
Tot slot wijst het Fontys onderzoek inderdaad uit dat het bsa de gemiddelde studieduur verlaagt. 81% van de studenten met een positief bsa haalt binnen 5 jaar het diploma (nominale duur +1 jaar). Van de studenten met een negatief bsa behaalt slechts 29% het diploma binnen 5 jaar. Reden genoeg om het bsa met puntennorm te behouden, vindt de studentendelegatie, in ieder geval onder het huidige bekostigingssysteem.
Verzoek aan de politiek
De studentengeleding heeft dan ook een verzoek aan het ministerie en politiek Den Haag: ga het gesprek aan met de medezeggenschap en laat de autonomie bij de instellingen en opleidingen. Verschillende onderwijsvormen (e.g. projectgericht, kleinschalig intensief onderwijs) vragen verschillenhet bsa-normen. De instellingen – in samenspraak met de medezeggenschap – kunnen daarin samen de beste afweging maken. Het uitgangspunt van een 40 tot 45 ECTS maximum lijkt gepast, zolang er met gegronde argumentatie van afgeweken kan worden. Voor wie dit niet opgaat moet persoonlijke begeleiding worden gerealiseerd en de mogelijkheid om een uitgesteld bsa aan te vragen moet duidelijk worden gecommuniceerd. In samenspraak met de student moet dan een aangepast studietraject worden gerealiseerd. We gaan graag het gesprek aan met de politiek om dit voorstel verder uit te werken. Zo werken we toe naar een bsa dat dienend is voor studenten.