U kwam als eerste vrouwelijke docent op de toenmalige Technische Hogeschool Twente. Hoe is dat zo gelopen?
‘Professor Greiner, een van de mensen die de THT opzette, nam mij aan. Halverwege 1963, toen Greiner al volop bezig was met de Hogeschool, merkte hij dat de gehele wetenschappelijke staf uit mannen bestond. Dat vond hij geen goede zaak en besloot actief op zoek te gaan naar vrouwelijke stafleden. Ik was op dat moment net terug uit de VS waar ik met een Fulbright-beurs een studentenassistentschap aan Boston University had vervuld en vakken had gevolgd op het gebied van onderwijsvernieuwing. Daarnaast had ik die zomer in Oregon een lerarencursus gevolgd met betrekking tot een vernieuwd scheikundeprogramma. Dat paste precies in het plaatje waar Greiner naar op zoek was. Mijn Leidse afstudeerhoogleraar Havinga besloot mij bij hem aan te bevelen.’
Hoe was uw beginperiode in Enschede?
‘Fantastisch. De campus was nog nauwelijks klaar, en alles was nieuw en in beroering. Ik begon, na een tiendaagse kennismakingscursus, ook wel bekend als de Tiendaagse Veldtocht, in september 1964 als wetenschappelijk medewerker. Het was onze taak om het onderwijs van de grond te krijgen en om uiteindelijk onderzoek te doen. Onderwijs heb ik altijd bijzonder leuk gevonden, dus dat was geen probleem. Onderzoek was echter wat problematischer. Ik moest onder Greiner in de milieuresearch duiken, maar dat lag me niet. In 1968 kreeg ik toestemming om mijn research te besteden aan de verbetering en vernieuwing van CT-onderwijs. In die tijd startte ook het centrum voor didaktiek en onderwijsresearch, waar ik veel mee samenwerkte.’
De academische wereld was en is in veel opzichten nog steeds een mannenwereld. Hoe was het om als vrouw in zo’n omgeving aan het werk te gaan?
‘Ik ben opgegroeid in een mannenwereld. In Leiden hadden we in mijn eerste jaar scheikunde drie vrouwen op een groep van vijftig tot zestig studenten. Ik ben dus wel gewend om in een mannenwereld te werken.’ Lacht: ‘De enige handicap die ik had, was dat ik een hekel heb aan bier. Maar even serieus, de regel dat gehuwde vrouwen geen ambtelijke functies mochten vervullen als hun man een baan had, werd pas in 1961 afgeschaft. Vrouwen werden in die tijd geacht voor het huishouden en eventuele kinderen te zorgen. De nasleep daarvan heb ik zelf ondervonden. Toen ik in 1974 voor de eerste keer zwanger was (ik was toen al wetenschappelijk hoofdmedewerker), vond ik vier weken voor de bevalling een brief op mijn bureau. Daarin stond dat ik een schriftelijk verzoek moest indienen als ik wilde aanblijven. Dat zegt natuurlijk wel wat.’
Henny Kramers-Pals, rechts op de foto, de eerste vrouwelijke docent van de Universiteit Twente ontvangt de onderwijsprijs 1993. Bron: Historisch Archief UT
Hebt u ooit het gevoel gehad dat u vanwege uw vrouw-zijn door mannelijke collega’s anders werd benaderd of behandeld?
‘Ik heb me nooit gediscrimineerd gevoeld, maar ik merkte met name in mijn begin periode wel dat je als vrouw wat gemakkelijker in de rol van notulist of secretaresse werd gemanoeuvreerd. Daarmee kon ik overigens prima omgaan. Toen een professor mij een keer vertelde dat hij zich niet herkende in mijn notulen vroeg ik hem op de man af of hij het de volgende keer zelf wilde doen. Ik heb daarna geen opmerkingen meer gehad. Daarnaast ben ik erg van de inhoud. Door mij daar op te richten, hield ik mij goed staande.’
Er vindt momenteel een discussie plaats over een quota voor vrouwelijke hoogleraren. Wat vindt u daarvan?
‘Bij een dergelijk voorstel krijg je snel als reactie dat je misschien een middelmatig gekwalificeerde vrouw moet aannemen ten koste van een goede mannelijke kandidaat. Maar zo is het natuurlijk niet. Het probleem is dat zelfs vrouwen met uitstekende papieren vaak niet gezien worden. Of een quotum daar de perfecte oplossing voor is, weet ik niet. Ervoor zorgen dat bij iedere kandidatenvoordracht tenminste één vrouw zit, is denk ik beter. Dat zorgt voor bewustzijn bij de sollicitatiecommissies. Die moeten dan actief op zoek naar geschikte vrouwelijke kandidaten. Quota leveren scheve gezichten op. Vrouwen worden daar op aangekeken, en dat is voor henzelf ook niet altijd even prettig. Desondanks lijkt het erop dat quota wel effectief zijn en soms ook nodig.’
Wat is er tijdens uw loopbaan veranderd op het gebied van vrouwenemancipatie binnen de UT?
‘In de begintijd werden simpelweg weinig vrouwen aangenomen. Dat lag ook aan het feit dat vrouwen over het algemeen geen technische opleidingen volgden. Maar dat was met de komst van opleidingen als bestuurskunde, bedrijfskunde en toegepaste onderwijskunde natuurlijk geen argument meer. Alle sollicitatiecommissies bestonden bovendien volledig uit mannen. Dat is tegenwoordig gelukkig anders. Ik ben bijzonder blij dat de aandacht voor vrouwelijk talent nu op veel plaatsen beleid is, en dat het CvB diversiteit hoog in het vaandel heeft staan en het Female Faculty Network Twente (FFNT) ondersteunt.’
Wat vindt u van de ondersteuning die vrouwen op de UT tegenwoordig krijgen?
‘Het FFNT doet goed werk. Het vrouwennetwerk organiseert trainingen, bijvoorbeeld over het schrijven van subsidieaanvragen, en houdt ieder jaar een conferentie waar de positie van de vrouw in de academische wereld centraal staat. Het FFNT is ook nuttig voor aio’s die uit landen komen waar de positie van de vrouw nog onder druk staat. Het netwerk helpt ze in zichzelf te geloven en uit hun schulp te kruipen. Verder blijft de positie van de vrouw niet alleen in de wetenschap een belangrijk thema. Het feit dat de regering van de Verenigde Staten momenteel ontwikkelingshulp op het gebied van abortus verbiedt, geeft aan dat er wereldwijd nog genoeg te winnen valt. We zijn er nog lang niet.’