Palstra heeft een goed humeur en daar is een reden voor. De UT is met sprongen vooruitgegaan in de Keuzegids, liefst vier topopleidingen en geen onvoldoendes. Het Palstra-effect? Hij lacht. ‘Het is ongekend dat we zo’n grote stap vooruit maken. Ik ben een trotse rector. Maar ere wie ere toekomt, de UT is al jaren bezig met het Twents Onderwijsmodel (TOM). Van al die jaren werk, plukken we nu de vruchten.’
Eén jaar rectoraat. Hoe bevalt het?
‘De 24 uren in een dag zijn gevuld. Wat dat betreft is het leven van een rector vrij heftig. Begrijp me niet verkeerd, ik doe het graag en met overtuiging. Wat me vooral aanspreekt in het werk is de afwisseling. Het ene moment praat je met studenten en het volgende moment met de hoogleraren over de koers van de UT. Ik vind het, nog meer dan toen ik begon, een plezier en een eer om sturing te mogen geven aan de universiteit.’
'Op een gegeven moment moet je tot uitvoering overgaan.’
Maar, het was een roerige periode. De organisatiewijziging UT2020 werd in februari versneld en de nieuwe faculteitsbesturen begonnen in september.
‘Toen ik een jaar geleden begon, stapte ik op een rijdende trein. Met UT2020 zitten we midden in een organisatieverandering. De contouren waren duidelijk, maar het was ook duidelijk dat we snel stappen moesten zetten. Je kunt lang praten en nadenken over wat je wilt doen en hoe, maar op een gegeven moment moet je tot uitvoering overgaan.’
‘Hierin ontmoette ik een betrokken UT-gemeenschap. De vraag om veranderingen door te voeren kwam uit de organisatie, tijdens een heisessie met de hoogleraren in mei. Dat grepen we aan om in september al te beginnen met de nieuwe faculteitsbesturen en in januari 2018 met de instituten-nieuwe-stijl. Dat is noodzakelijk, want de UT haalt te weinig financiële onderzoeksmiddelen binnen. Deze nieuwe organisatie moet ons slagvaardiger maken.’
Dat is nagenoeg afgerond. Ziet 2018 er anders uit?
‘Ik hoop dat het iets rustiger wordt, maar ik heb niet de illusie dat het vanaf nu straight sailing zal zijn. Dat geeft ook niet. Onderwijs en onderzoek zijn nu eenmaal dynamisch. Dat hoort erbij. En wat betreft mijzelf, ik krijg er een ontzettend afwisselende baan voor terug. Neem bijvoorbeeld een dag als deze: vanochtend had ik de Student Union op bezoek, nu dit interview en straks door naar het CvB-decanenoverleg.’
U gaf in een vorig interview aan, dat u zich pas écht thuis voelt als er meer en diepere individuele relaties zijn. Voelt u zich inmiddels verbonden met de UT?
‘De verbondenheid met de studenten en de staf is er. Voor mij is het belangrijk om met alle betrokkenen in gesprek te zijn, ik wil bij mensen aanschuiven en horen wat er leeft.’
‘Ik zoek graag de interactie op om input voor de inhoud te krijgen. Hier kan dat en is het gemeengoed. Dat is niet overal het geval. Dat bleek weer toen ik onlangs op werkbezoek was in China. Daar mocht ik een uur lang discussiëren, met het publiek erbij als stille toehoorder. Een hele belevenis, maar ik hoor als rector toch liever het publiek.’
‘Input en interactie zijn belangrijk. Ik wil bijvoorbeeld de ervaringen van studenten horen. Hoe denken zij over ons taalbeleid? Studenten hebben een positief-kritische houding. Daarom ontbijt ik regelmatig met ze. Of ik me al in het studentenleven heb gestort? Ik heb nog niet met mijn hoofd onder de biertap gehangen. Van het nachtleven blijf ik weg.’
‘Wetenschap is de geloofwaardigste bron voor informatie. Die positie moeten we blijven bevechten.’
Hoe omschrijft u de samenwerking met de faculteiten?
‘Constructief. Bij mijn aantreden zei ik dat ik sturing wil geven vanuit de inhoud. Daar probeer ik iedere dag werk van te maken, ook met de faculteiten en instituten. Ik ben altijd op zoek naar input en interactie om vervolgens de slag te maken naar beleid en keuzes. Dat is meer dan het begeleiden van processen. Uiteindelijk ben ik ervoor om sturing te geven.
Voelt u zich inmiddels thuis in Twente?
‘Ja, Twente bevalt ons goed. Mijn vrouw en ik zeggen binnenkort de huur van onze campuswoning op, omdat we een huis vlakbij de UT kochten. Dat duurde even, omdat we zo onze wensen hebben. Eén daarvan is ruimte voor natuur. Onderhoud aan de tuin is mijn weekendhobby en dat gaat met de nieuwe tuin van één hectare grond wel lukken. Houthakken, snoeien, dat soort dingen. In Haren, mijn vorige woonplaats, hadden we een kleine boomgaard. Ieder jaar haalden we dertig kratten appels en tien kilo kruisbessen op. In onze nieuwe tuin gaan we ook weer appel- en pruimenbomen planten. Ik ben, zou je kunnen zeggen, aan het wortelen in Twente.’
U uitte eerder dit jaar - samen met andere rectoren van de Nederlandse universiteiten - uw zorgen over ‘de aantasting van de vrije wetenschap en vervolging van onderzoekers’. Hoe kijkt u daar nu tegenaan?
‘Wetenschap is nog altijd de geloofwaardigste bron voor correcte informatie. Die positie is niet vanzelfsprekend en moeten we blijven bevechten. In de wereld om ons heen worden hoogleraren op politieke of geloofsgronden benoemd. Dat ondermijnt hoe wij wetenschap bedrijven. Meer dan ooit moeten we ons huiswerk goed doen en laten zien hoe we tot onze feiten komen. Want onze academische integriteit staat op het spel.’
Hoe vertaalt u dat naar de rol van een kleine universiteit in de regio?
‘Ik vind het belangrijk dat we niet alleen streven naar wetenschappelijke impact, maar ook kijken naar de impact die we maken op de maatschappij in het algemeen en de regio in het bijzonder. De UT is een Twentse universiteit, geworteld in deze regio. Uiteindelijk is dat een deel van ons bestaansrecht. Onze taak is om een actieve kennispositie in te nemen. Novel-T is een belangrijk instrument in de verbinding tussen universiteit en buitenwereld.’
‘De verbinding werkt ook de andere kant op. Studenten hebben nog niet goed in het vizier wat Twente te bieden heeft. Als ze het eind van hun studie naderen, zie ik een wat ongerichte focus op de Randstad. We moeten duidelijker laten zien wat voor een bedrijvigheid en kansen hier liggen. Er zijn tal van mooie bedrijven die staan te springen om UT’ers in te lijven. Over de mogelijkheden in de regio is bij veel studenten gewoon nog te weinig bekend.’
U noemde het talentbeleid vorig jaar een speerpunt. Hoe staat het ervoor?
‘We zijn bezig met het uitwerken van het talentbeleid. In 2018 nemen we daar een besluit over. Een belangrijke ontwikkeling op de UT, waar het talentbeleid bij aansluit, is de clustering van leerstoelen in domeinen. We besteden veel aandacht aan de personele samenstelling van domeinen, willen een goede mengvorm van hoogleraren, universitair docenten en hoofddocenten. Doorslaggevend in die teams is de expertise, en niet de hiërarchische status. Ik ben een groot voorstander van een platte organisatie. Jonge onderzoekers kunnen zich binnen het team richten op individuele excellentie. In dit verband vind ik het een goede ontwikkeling dat universitair hoofddocenten straks promotierecht krijgen.’
'Goed talentbeleid heeft oog voor het individu. Niet iedereen hoeft door dezelfde mal.'
Hoe verhoudt het onderwijs zich tot onderzoek?
‘Ik geloof er heilig in dat je mensen naar gelang hun expertise moet inzetten. Sommige medewerkers hebben meer met onderzoek en minder met onderwijs, maar dat geldt ook omgekeerd. We proberen balans aan te brengen bij de benoemingen: niet iedereen hoeft door dezelfde mal. Ik wil onderwijsprestaties beter meetbaar maken, zodat je daar ook carrière op kunt maken. Onderzoeker Ruth Graham van Royal Academy of Engineering heeft daar instrumenten voor ontwikkeld die we goed kunnen gebruiken.’
Kun je daarmee hoogleraar worden op basis van onderwijs?
‘Voor een hoogleraarsbenoeming zijn zowel excellent onderwijs als excellent onderzoek noodzakelijk. De nadruk ligt nu wel erg op het onderzoek. Ik wil dat je met een stevig focus op onderwijs, maar wel in combinatie met onderzoek, tot hoogleraar benoemd kan worden.’
Waterprofessor Suzanne Hulscher spreekt vrijdag de diesrede uit. Ziet u haar als rolmodel voor jonge onderzoekers?
‘Ik zie Hulscher als een intellectueel sprankelend academicus. En ze belichaamt veel van wat de UT nastreeft, ze houdt zich bezig met een thema met maatschappelijke impact en doet dat internationaal en multidisciplinair. Daarin is ze zeker een rolmodel. Maar een wetenschappelijke carrière laat zich niet in een mal drukken, iedereen volgt zijn eigen pad. Goed talentbeleid heeft oog voor het individu. We staan als universiteit voor grote uitdagingen en daar hebben we iedereen bij nodig. Ik maak me er sterk voor dat we dat doen vanuit teamwerk én individuele excellentie.’