Een lastige jongen zijn, dat is zo erg niet. De puber Dave Blank wist niet wat hij wilde, tot z’n vader hem na een mislukt mulo-avontuur een techniekboek gaf. ‘Misschien is dit wat voor jou’, zei hij erbij. De jonge Dave was meteen gefascineerd en de schoolkeuze was snel gemaakt: de lts, richting T-stroom. Na een diploma ‘met lof’ volgenden de mts en de hts. ‘Daar zat geen plan achter en al helemaal niet om uiteindelijk naar de universiteit te gaan’, zegt hij. ‘Als ik terugkijk, dan hield ik altijd ruimte over om boven de lesstof te blijven. Ik kon mezelf uitdagen een stapje verder gaan.’
‘Onderwijs en onderzoek bestaan niet zonder elkaar’
Die stappen bleef hij zetten, tot aan de THT, de voorloper van de UT. Een toevalligheid bleek bepalend. Hij was dienstweigeraar en liep een verplichte vervangende dienstplicht als technicus bij de leerstoel Lage Temperaturen. Blank werkte aan een mengkoelmachine, die tot dat moment niet werkte. Hij kreeg het apparaat aan de gang. Toen hoogleraar Horst Rogalla een onderzoeker zocht voor zijn vakgebied hoge temperatuur supergeleidende dunne lagen, was Blank de aangewezen promovendus. ‘Daar boekten we doorbraken.’
Het was het begin van internationaal erkend toponderzoek. Maar, haast Blank zich te zeggen, onderwijs is net zo belangrijk. ‘De twee gebieden bestaan niet zonder elkaar’, zegt hij. Blank gelooft in het overbrengen van kennis en samenwerken met anderen. Of dat nu collega-wetenschappers zijn of studenten. ‘Maar ook op persoonlijk vlak vind ik onderwijs van onschatbare waarde. De goede docenten op de lts wisten de juiste snaar te raken en me te motiveren.’
Klein en snel
Er zit een les in de ontwikkeling van lastige jongen tot mister nano. ‘Geef hoogleraren en talenten de ruimte en verantwoordelijkheid voor hun vakgebied’, zegt hij. ‘Er is altijd de neiging om kaders en sjablonen op te leggen aan onderzoek. Dat lijkt misschien veilig, maar dan vergeet je dat de echte doorbraken ontstaan als je daarbuiten kunt stappen.’
‘De UT was daar altijd heel sterk in’, vervolgt hij. ‘We zijn een kleine universiteit en daar maakten we gebruik van. De instituten en onderzoekers hadden altijd veel autonomie, ze konden meteen met een idee aan de gang, zonder door een hele bureaucratische molen te hoeven. Nu doen we een beetje of we een grote speler zijn. Het risico bestaat dat we alles plat praten. Wat dat betreft kijk ik wel een beetje met weemoed terug naar de zelfstandige instituten zoals we die begin deze eeuw hadden opgezet, met eigen budget en verantwoordelijkheid. Als ik de UT iets mag meegeven, is het wel: koester die kleinschaligheid en wendbaarheid. Zoek de randen van de academie op en ben gerust een beetje lastig.’
Datzelfde geldt voor het onderwijs, vindt Blank. ‘Waak voor te veel uniformiteit, kijk naar de capaciteit van de student. Loopt ‘ie op z’n tenen? Dan geef je de begeleiding die nodig is. En als het plafond hoger ligt, biedt dan de uitdaging. ‘Die flexibiliteit is niet in een model te vangen’, aldus Blank. ‘De docent heeft daar het meeste kijk op.’
‘Rankings zijn niet zo relevant’
Vier jaar geleden kreeg Blank de unieke functie Chief Scientific Ambassador. De opdracht: de academische reputatie van de UT internationaal versterken. ‘Dat heb ik met passie gedaan’, zegt hij. ‘Over de hele wereld vertelde ik over ons onderwijs en onderzoek. Of je dat terugziet in de rankings? Dat vind ik niet zo relevant. Rankings zijn een moeilijk instrument. Ze worden meestal opgesteld door commerciële partijen en er zijn tal van criteria. Je kunt aan knoppen draaien om te stijgen, maar de vraag is of je dat wil. Ik pleit ervoor om uit te gaan van onze kracht als kleine en ondernemende universiteit. Samenwerken met bèta en gamma onder één dak, dat is ons onderscheidende profiel.’
Rankings worden volgens Blank vooral gebruikt als marketingmiddel, waar de UT niet zoveel boodschap aan moet hebben. ‘Neem de resultaten van studentenenquêtes. Ik zie dat als een intern signaal. Het is een graadmeter voor de opleiding. Zijn onze studenten tevreden en voelen ze zich uitgedaagd? Ik denk niet dat een vwo-student een opleiding kiest, omdat die opleiding mooie cijfers krijgt.’
Road to nowhere
In 2003 werd Blank hoogleraar Anorganische Materiaalkunde op de UT. Bij zijn oratie citeerde hij uit het lied Vriendschap van Het Goede Doel. De negatieve lading die vriendschap in de tekst krijgt – het is pakketje schroot met een dun laagje chroom – kon niet minder van toepassing zijn op de kersverse hoogleraar. Hij maakte in zijn studententijd vriendschappen die alleen maar dieper werden. Met die vrienden boekte hij zijn wetenschappelijke doorbraken. Samen stonden ze te juichen in het laboratorium als ze het onmogelijke mogelijk maakten.
Nu, zestien jaar later, hoeft hij niet lang na te denken welk lied het meest van toepassing is bij zijn emeritaat. ‘Road to nowhere van Talking Heads schiet me te binnen’, zegt hij. ‘Een mooi lied van mijn favoriete songwriter David Byrne. Het is toepasselijk. Nu mijn formele band met de UT stopt, sla ik de weg naar het onbekende in. Zoals altijd: Kijken wat er op mijn pad komt, zijpaden nemen en kansen omarmen.’
‘Als je me zoekt, kun je me in de winkel vinden’
Niet dat hij alle schepen verbrandt: Blank gaat de UT één dag in de week adviseren. Dat is niet nieuw, sinds een jaar doet hij dat ook bij hogeschool Saxion. Ook dat blijft hij doen. ‘Maar er komt meer tijd, want ik draag andere rollen over’, zegt hij. ‘Bijvoorbeeld de bestuursfunctie bij NanoNextNL en mijn werk voor het NWO. En er vallen heel wat verre reizen weg.’
Die tijd gaat hij vullen met een opmerkelijke stap. Blank wordt ‘winkelbediende’, zoals hij met een glimlach zegt. Hij is serieus. Zijn partner Artak begint binnenkort een zaak in de Enschedese binnenstad, op steenworp van hun huis. ‘Manchet’, zo gaat de winkel heten. ‘Artak gaat kunst en mannenaccessoires verkopen. Dat wilde mijn partner altijd al en nu is het moment om daadwerkelijk te beginnen. Het concept: bij ons kom je niet een snelle aankoop doen, maar geniet je in alle rust van moderne kunst. En je kunt er iets moois kopen. Een hoed, etui of tas bijvoorbeeld. Betaalbaar, maar van kwaliteit. Het is Artak’s winkel, maar ik vind het leuk om te helpen. Nu op de achtergrond, maar straks ook op de vloer. Dus als je me zoekt, in de weekeinden ben ik er zeker te vinden.’