De UT moet de komende jaren het vizier meer gaan richten op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. ‘Grote maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid is noodzaak, stelt universiteitshoogleraar en techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek. ‘Al is het alleen al omdat we een publieke instelling zijn.’ De uitdaging zit volgens hem in het betrekken van het publiek bij wetenschappelijk onderzoek. ‘Iedere wetenschapper wil met zijn of haar onderzoek bijdragen aan de samenleving , of dat nu met fundamenteel of toegepast onderzoek is. Maar we bevinden ons in het tijdsgewricht van het populisme. Het vertrouwen in de elite ebt weg. Als de hoogleraar zijn keel schraapt, dan is niet iedereen vanzelfsprekend muisstil, zoals vroeger. Daarom zullen we als wetenschappers uit onze ivoren toren moeten komen.’
‘Citizen science past bij de eenentwintigste eeuw’ - Peter-Paul Verbeek
Verbeek: ‘Natuurlijk, wetenschap is niet zomaar een mening, en de wetenschapper heeft een unieke expertise, maar een second opinion, een andere paar ogen, dat past bij het wetenschappelijk debat. Het is een constante zoektocht naar de waarheid. Wetenschappers moeten zich in deze tijd steeds meer verantwoorden naar de samenleving. Neem de boeren. Zij zeggen: RIVM, jullie stikstofmetingen kloppen niet. Daar kunnen de boeren en onderzoekers een gesprek over voeren. Ik ben niet zo gecharmeerd van de wijze waarop ze het zeggen, het niveau van de discussie moet omhoog, maar we kunnen in ieder geval wel een gesprek voeren. Dat emancipeert de burger, zonder de expertise van de wetenschapper te ontkennen.’
Citizen science
Volgens de hoogleraar biedt citizen science een mogelijke oplossing voor de toekomst. ‘Deze vorm van wetenschap bedrijven gaat veel verder dan burgers die voor wetenschappers vogels in de duinen tellen. De onderzoeker is in dat soort onderzoek nog echt de baas. Bij citizen science is de inzet gelijkwaardig. De burger gaat op een inhoudelijk niveau nadenken over het wetenschappelijke vraagstuk. Het is wetenschap waarin we het perspectief van de burger serieus nemen. Het past bij de eenentwintigste eeuw.’
Wiendelt Steenbergen, hoogleraar Biomedical Photonic Engineering, denkt bij maatschappelijke verantwoordelijkheid vooral aan de organisatie van het onderzoek. ‘De wetenschap neemt weinig risico. Zo stellen we een promovendus voor vier jaar aan en bieden een haalbaar traject. Maar echt ruimte voor experiment en gedurfd onderzoek is er niet, omdat we zekerheid zoeken. Ik pleit ervoor om een bedrag vrij te maken voor talenten om een jaar te experimenteren of hun idee levensvatbaar is. Als dat zo is, dan kun je een veel beter onderbouwd onderzoeksvoorstel schrijven. Dat is goed voor de onderzoeker, maar óók voor de maatschappij: want niet voor de hand liggend onderzoek krijgt zo ook een kans.’
‘Proud to be stout. We zijn een universiteit, geen bank’ - Albert van den Berg
People first
Peter Paul Verbeek ziet veel in de nieuw ingeslagen weg van een people first technical university. ‘De UT is goed in de technische- en natuurwetenschappen, maar we zijn óók goed in de sociale wetenschappen. Dat weerklinkt in ons onderzoek en onderwijs. We zijn er op de UT heel goed in om lijntjes bij elkaar te brengen. Maar dat verbinden van techniek met de samenleving is de afgelopen jaren verwaterd’, vindt Verbeek. ‘Vroeger profileerden we ons als twee-kernen-universiteit, met één kern techniek en één kern sociale wetenschappen. De brug daartussen was nooit expliciet. Dat gaan we loslaten. Met het nieuwe visiedocument Shaping 2030 staat de verbinding tussen techniek en samenleving opnieuw op de agenda. We gaan een nieuwe fase in, met een herkenbaar profiel dat bij ons past, en dat kunnen we met veel zelfvertrouwen uitstralen.’
Het heruitgevonden profiel is voor sommige wetenschappers wel wennen. Hoogleraar waterbeheer Suzanne Hulscher voelde zich thuis bij high tech, human touch. ‘Daarmee profileerden we ons als technische universiteit, met de maatschappelijke toepassingen hoog in het vaandel en oog voor sociale wetenschappen. Zo’n profiel weerspiegelt het best wat we zijn. Onze universiteit heeft namelijk niet alle maatschappijwetenschappen in huis, terwijl we wel bijna alle technische wetenschappen herbergen.'
Volgens Albert van den Berg, universiteitshoogleraar en wetenschappelijk directeur van MESA+, ligt het profiel van de UT vooral verankerd in de mentaliteit. ‘De UT staat van oudsher bekend als ondernemende universiteit. Niet alleen in economische zin, het zit ook in de houding van de UT. Ons motto is samen te vatten in twee woorden: be bold. We doen dingen gewoon, ondernemen activiteiten. Wij kletsen niet, wij doen. Ik denk dat we ook een beetje proud to be stout moeten zijn. We zijn een universiteit, geen bank.’
Steenbergen is het daar roerend mee eens. ‘Iedere universiteit doet wel iets aan bijvoorbeeld gezondheidstechnologie, je daarin onderscheiden gaat niet lukken’, zegt hij. ‘Een kleine universiteit als Twente mag wel een beetje brutaal zijn. Laten we vooral opvallen door eigenzinnig te zijn en de samenleving te betrekken bij ons veelal praktische onderzoek.’
Goed onderwijs
Goed onderwijs is volgens de hoogleraren van groot belang in het profiel van de universiteit. Hulscher: ‘Een goede opleiding is cruciaal. Jonge, talentvolle mensen zijn onmisbaar voor een universiteit. Dat maakt ons anders dan een onderzoeksinstituut. Bij instituten mis je de continue instroom van studenten, en dat geeft een andere dynamiek. Ook voor mijn eigen onderzoek is de wisselwerking tussen studenten heel belangrijk.’
Goed onderwijs moet ook worden beloond, stelt Hulscher. ‘Mensen moeten op verschillende gebieden kunnen excelleren, zowel op onderzoek als op onderwijs. Excelleren op onderzoek is vrij goed te meten, excelleren op onderwijs veel minder. Al zijn goede onderwijzers vaak ook heel goed in onderzoek.’ De onderwijsvorm die de UT aanbiedt, is volgens Verbeek uniek. ‘Aan de UT doen we aan onderzoeken, ontwerpen en organiseren. Onderzoek doet iedere universiteit, ontwerpen doen alleen de technische universiteiten, maar het organiseren, het maatschappelijk inbedden, is uniek voor de UT. We leiden ingenieurs op met sensitiviteit voor de maatschappij.’
Rankings
Onze ‘unieke onderwijsvorm - het TOM-model - wordt de laatste jaren beloond, blijkt uit goede scores in bijvoorbeeld de Keuzegids van de afgelopen jaren. Hoewel de UT steevast goed scoort in onderwijslijstjes, laten de internationale, algemene rankings mindere resultaten zien. Zo verloor de UT haar plek in de mondiale top tweehonderd van de ranglijst van het Britse tijdschrift Times Higher Education. Volgens Albert van den Berg is dat dalen in de rankings helemaal niet erg. Hij denkt dat een toppositie in de lijstjes onhoudbaar is. ‘Wen er dus maar aan dat we moeten incasseren en wees realistisch. Wij zijn een kleine universiteit in een wereld waarin landen als China opkomen. Een plek in de top vierhonderd: da’s nog steeds hartstikke goed. Op nichegebieden blijven we excelleren, de Physics of Fluids-groep van Detlef Lohse staat bijvoorbeeld in de top vijf van de mondiale top. Dat geldt ook voor ons Organ-on-a-chip-onderzoek. Die pieken in het landschap, daar moeten we op inzetten en in investeren.’
‘Ik denk dat iedereen sceptisch is over rankings en hoe die tot stand komen’ - Wiendelt Steenbergen
Hulscher is het eens met de constatering dat we ons niet te veel van de rankings moeten aantrekken. ‘Ik kan eigenlijk wel om lachen die prestatiedrang’, zegt ze. ‘Tegelijkertijd kijken studenten uit het buitenland, die hun geld maar één keer kunnen investeren, wel naar deze ranglijsten. Zij willen zeker weten dat ze op een goede universiteit belanden. Daar hebben we last van, vooral op studentniveau. Op hoger niveau, zoals bij promovendi, is de reputatie van een vakgroep veel belangrijker.’ Steenbergen ziet die spagaat ook. ‘Ik denk dat iedereen sceptisch is over rankings en hoe die tot stand komen. Maar toch zijn we bedroefd als we dalen. Belangrijker zijn de prijzen die onderzoekers en vakgroepen winnen: daarmee krijgen talenten bevestiging én onderzoeksgeld. Voor een kleine universiteit is het heel moeilijk om je te meten op de rankings. Prijzen zijn interessanter, omdat ze direct ten goede komen aan gearriveerde wetenschappers, maar vooral ook aan talentvolle onderzoekers.’
Ondanks de daling van de universiteit als geheel, wijst Verbeek op de goede resultaten van de sociale wetenschappen. ‘Inmiddels zijn de sociale wetenschappen op de UT gestegen van plek 86 (2018) naar plek 75 (in 2019) in de Times Ranking. Dat zegt iets over het succes van de nieuwe stijl. Het wordt erkend door onze peers in de wereld als belangrijke nieuwe ontwikkeling, en dat vind ik bemoedigend. Met de nieuwe strategie, waarin we techniek en samenleving verbinden, hebben we onze kracht teruggevonden. Tegelijkertijd moeten we ons niet te veel aantrekken van de rankings. Want, wat definieer je als top? Deze ranglijsten zijn ook gewoon economie. Universiteiten met veel geld staan hoog in de lijst. Gelúkkig is de UT een publieke universiteit, waar iedereen kan werken en studeren.’
Onderscheiden
Een van de belangrijkste manieren om de campus te onderscheiden van andere universiteiten, is door een fijne plek te bieden voor mensen. ‘Als we jonge wetenschappers een veilige plek kunnen bieden om zich te ontwikkelen, dan zijn we een interessante werkgever’, zegt Steenbergen. ‘De UT ziet zichzelf graag als een platte en informele organisatie. Maar de realiteit is anders, medewerkers ervaren werk- en prestatiedruk. Daar kunnen we in de organisatie van de universiteit best iets aan doen. Maak het makkelijker om hogerop te komen, wees minder rigide in de hiërarchische treden naar het hoogleraarschap en geef bijvoorbeeld universitair docenten promotierecht. Ook zou ik graag zien dat de tenuretrack minder rigide is. Als je uitvalt dan heb je gefaald, is nu de teneur. Ga daar meer flexibel mee om. Dat iemand niet in de tenuretrack past, wil niet zeggen dat je geen rol kunt spelen op de universiteit. Het gaat om maatwerk.’
Als kleine universiteit zou de UT een proeftuin kunnen zijn voor een nieuwe vorm van wetenschappelijke organisatie, denkt Steenbergen. ‘Als je eerlijk bent, zeg je gewoon: niet iedere hoogleraar is in alles even goed. De één excelleert in onderzoek, de ander in onderwijs. De volgende is goed in het managen van een groep, een volgende het beste in valorisatie. Waarom zouden we dat niet erkennen? Nu moet iedereen door dezelfde hoepel om hoogleraar te worden. Je zou meer naar de unieke talenten van het individu kunnen kijken en daarmee ook naar de optimale samenstelling van een team.’
‘De echte topwetenschappers zetten hun team in het zonnetje’ - Peter-Paul Verbeek
Het pleidooi van Steenbergen om veel meer te aandacht te hebben voor de optimale samenstelling van een team, krijgt bijval van collega Hulscher. ‘Ik heb altijd gevonden dat je pas echt excelleert in een team. Ik ben blij dat het steeds meer gehonoreerd wordt. De UT zou moeten kijken naar teamprestaties, niet alleen naar het excellente individu.’ Want is de wetenschapper met een ellenlange publicatielijst nu hét rolmodel van een excellente wetenschapper?, vraagt Hulscher retorisch. ‘Ik zat in een jury, waar we een grote prijs mochten uitreiken. Eén genomineerde had veel publicaties en deed alles in z’n uppie, de ander had grote projecten geleid in diverse teams en deed veel aan outreach zoals televisie. Volgens de criteria, die helemaal geënt zijn op het klassieke beeld van een excellente topwetenschapper, moesten we de prijs wel toekennen aan die eerste ‘veelpubliceerder’. Daar had ik moeite mee. Eigenlijk vond ik de tweede wetenschapper hét schoolvoorbeeld van een goede onderzoeker. Ik heb liever iemand die een team kan inspireren.’
Verbeek is het roerend eens met deze constatering. ‘De echte topwetenschappers zetten hun team in het zonnetje. Zo hoort het ook. Er is gelukkig ook een maatschappelijke ontwikkeling gaande, die iets minder focust op de unieke expert. Zo kan de Spinozapremie vanaf volgend jaar ook aan teams worden uitgereikt, een goede ontwikkeling.’ Ook Van den Berg erkent het belang van teams, maar wijst daarnaast op het belang van individuele prijzen. ‘We moeten talentvolle individuen naar voren schuiven, want zowel voor de ontwikkeling van de groep als voor de onderzoeker is het goed om prijzen te winnen.’
Aantrekken van talent
Een ander punt is het aantrekken van talent: hoe krijg je mensen zover om te kiezen voor een carrière in Twente? Van den Berg: ‘Een deel draait gewoon om geld: we hebben middelen nodig om goede mensen aan ons te binden. Ik vind dat we soms te stroperig zijn: een benoeming moet door tig gremia voordat een beslissing wordt genomen. Die discussie heb ik weleens met het college van bestuur. Leg initiatiefrecht in de organisatie neer, zodat we een talent van buiten een goede aanbieding kunnen doen.’
Steenbergen denkt dat de UT zich als een aantrekkelijke werkgever kan profileren, door de menselijke maat te hanteren. ‘We kunnen het hoogleraarschap eerder in het verschiet leggen. Nu is het zo dat je na je promotie twee postdocs moet doen, waarvan het liefst één in het buitenland, voordat je een aanstelling krijgt. Je ziet gewoon dat talenten afhaken: ze willen zekerheid en zich settelen. En je raakt talent in dat traject kwijt aan andere universiteiten.’
Maar het blijft lastig om talent naar Enschede te krijgen, denkt Hulscher. Zeker als ze niet van origine uit de regio komen. ‘Er is gewoon een geografisch probleem: Twente wordt als ver weg ervaren. Waar we voor moeten waken is dat we iemand aantrekken met een mooi aanbod en vijf jaar in de watten leggen. Om vervolgens te zien dat de persoon naar een volgende plek vertrekt.’
Ook hier biedt de menselijke maat een mogelijkheid, denkt Hulscher. ‘Laten we investeren in duo-carrières. Als we de partner van de beoogde kandidaat ook perspectief bieden, kunnen we mensen duurzaam aan de regio binden. Ik ken genoeg voorbeelden waarin medewerkers, ook al willen ze nog zo graag, uiteindelijk vertrekken. Dan heb je jaren in iemand geïnvesteerd. Het is de laatste jaren steeds meer gaan spelen, en het wordt alleen nog maar belangrijker.’
Diversiteit
Bij het aantrekken van talent moet de UT in de toekomst nog meer aandacht aan diversiteit besteden, stelt Hulscher. Het is een onderwerp dat haar nauw aan het hart ligt, ze was ruim tien jaar voorzitter van het Ambassadeursnetwerk op de UT. Het netwerk adviseert het college van bestuur op het gebied van diversiteitsbeleid. ‘Zolang het uitmaakt of je een spannende buitenlandse naam hebt of Joost Visser heet, is diversiteit nog steeds een belangrijk thema. Ook is het bekend dat er nog steeds een verschil is tussen mannen en vrouwen die solliciteren. Ontzettend jammer, want uiteindelijk willen we de beste mensen hebben en de beste teams.’
‘Vrouwen kiezen plekken waar ze tot hun recht kunnen komen’ - Suzanne Hulscher
Diversiteit is een complex vraagstuk, weet Hulscher. ‘Het probleem ligt bij de vrouwen zelf, de universiteit en de beeldvorming. Vrouwen hebben vaak geen zin in de enorme competitie die ze voor zich zien. Om een succesvol wetenschapper te zijn, moet je slagen. Je moet beurzen binnenhalen, je moet publiceren, en dat zijn allemaal wedstrijdjes. Een wetenschapper moet competitief in elkaar zitten. Het moet voor vrouwen vooral duidelijk zijn dat ze ook kunnen winnen. Ze hebben veel minder rolmodellen dan mannen. Op het moment dat je anderen ziet die succesvol zijn, ga je er zelf ook in geloven. Het is zo belangrijk om te weten wat het betekent om een wetenschappelijke carrière te hebben. Ik had zelf ook nooit nagedacht over een wetenschappelijke carrière, tot iemand mij vroeg: wil je promoveren? Vrouwen kiezen plekken waar ze tot hun recht kunnen komen. De UT moet iemand aantrekken die op alle niveaus bekijkt of we daar zorgvuldig mee omgaan.’
Er is volgens Hulscher nog een groep waar de UT meer aandacht aan moet besteden: mensen met een migratieachtergrond. ‘Deze groep is pas écht ondervertegenwoordigd in de wetenschap. We doen net alsof we er met internationalisering veel aan doen, door allerlei mensen vanuit exotische landen hier heen te halen, maar dat is niet zo. Ik denk dat de UT hier een voorloper in kan zijn.’
De bijdragen van de vier wetenschappers, die in deze coverstory met hun visie de toekomst in kijken, laat zien dat er op de UT de komende jaren heel veel werk verzet moet worden. De mouwen moeten opgestroopt worden. Maar als er één boodschap blijft hangen is, is het wel dat we het vooral sámen moeten doen. People first is dus lang zo gek nog niet.