Spotlight

‘Ik probeerde altijd het glas halfvol te houden’

| Rense Kuipers

Een universiteitshoogleraar ‘uit eigen kweek’ zwaait vrijdag af. Spinozawinnaar Albert van den Berg (67), is bovenal dankbaar voor zijn tijd op de UT en de kansen die hij kreeg. ‘Survival of the fittest betekent niet dat de fitste het verst komt. Het is degene die zich het best weet aan te passen.’

‘Troppo Breve’, zo luidt de titel van zijn afscheidsrede. Al schudt Van den Berg in vloeiend Italiaans het volledige gezegde uit zijn mouw: ‘La vita è troppo breve per bere vini mediocri. Het leven is te kort om matige wijn te drinken, dat is de vertaling. Je moet proberen je tijd te besteden aan de goede dingen en ervan te genieten. Dat heb ik altijd geprobeerd.’

Zijn afscheidssymposium staat voor de deur. Een week geleden was Van den Bergs laatste officiële werkdag op de UT, en een dag later vierde hij zijn 67e verjaardag. Het symposium markeert zijn officiële afscheid van de UT, maar de universiteit is de komende tijd nog allesbehalve van de kersvers emeritushoogleraar af. Daarover later meer.

Van den Berg verwelkomt op zijn afscheidssymposium onder andere grootheden als Nobelprijswinnaar Ben Feringa, stamcelexpert Christine Mummery en oud-KNAW-voorzitter  José van Dijck. Robbert Dijkgraaf moest afzeggen, maar wordt vervangen door Detlef Lohse. ‘Het grote wetenschappelijke boegbeeld van onze universiteit, dus fantastisch dat hij onderdeel uitmaakt van het panelgesprek’, zegt Van den Berg.

‘Ik was als Alice in Wonderland – en in luilekkerland tegelijkertijd’

Zelf reeg hij de ene na de andere onderscheiding en titel aaneen: het Simon Stevin Meesterschap in 2002, twee ERC Advanced Grants, lidmaatschap bij de KNAW en – in 2009 – de Spinozapremie, ook wel bekend als de ‘Nederlandse Nobelprijs’. Zo is het niet gek dat een topwetenschapper zich omringd ziet door andere topwetenschappers. ‘Ik voel me zeer bevoorrecht’, zegt Van den Berg daarover. ‘De UT gaf me veel kansen. En ik heb ze gepakt waar ik kon, denk ik.’

Eén van die kansen was het KNAW-lidmaatschap. ‘Ik was als Alice in Wonderland – en in luilekkerland tegelijkertijd. Het zijn allemaal excellente en gedreven topwetenschappers. Daarnaast hebben ze een geweldige passie voor hun werk. Of het nou over platentektoniek, taal, chemie of wiskunde gaat, het zijn mensen die je een uur lang kunnen inpakken als ze praten over hun werk. Ik word daar helemaal enthousiast van.’ Via dat gezelschap gingen meerdere deuren open. ‘De KNAW is heel belangrijk geweest in het opzetten van het organ-on-a-chipnetwerk in Nederland. Dat zijn we toen samen met Christine Mummery (Universiteit Leiden, later ook deeltijdhoogleraar UT, red.) mee begonnen. Ze zei: jullie hebben de goede chips, maar verkeerde cellen. Wij hebben de goede cellen, maar de verkeerde chips. Dus laten we samenwerken.’

Zo geschiedde, met een netwerk gefinancierd door de KNAW. De jaren erna groeide en bloeide het vakgebied verder op, met de UT als een van de kartrekkers. ‘Vorig jaar is een overzicht gemaakt van welk instituut nou het beste ervoor staat in dit vakgebied. Eerst heb je MIT en Harvard, gevolgd door de Chinese Academy of Science. En daarna komt Twente. Uiteindelijk houden we zo’n plek nooit vol, omdat grote landen als Duitsland en Frankrijk de massa hebben ons ons weg te dringen. Maar we waren een van de eersten, staan helemaal op de kaart. Dat is iets om bijzonder trots op te zijn.’

Er was ooit een tijd zonder topwetenschappers en concurrentie met Ivy League-universiteiten. Als geboren Zaandammer koos je voor een studie in Twente. Wat sprak je aan?

‘Een kleinschalige en jonge universiteit. In die tijd helemaal. De combinatie van wonen, leven en studeren op de campus sprak me ontzettend aan. En het onderwijsmodel; toen had je de algemene propedeuse. Ik koos voor een studie natuurkunde, maar had in het eerste jaar ook een beetje werktuigbouwkunde, chemie en de gammavakken om de techniek heen. Het was niet per se dat ik dat zocht, maar het beviel me wel.’

Wat voor student was je?

‘Eentje die vrij lang over zijn studie deed. Acht jaar was het, waarvan ik de eerste drie jaar op de campus woonde en later in het centrum van Enschede en Boekelo. Acht jaar was overigens wel het gemiddelde in die tijd, de jaren zeventig. Bovendien deed ik vrij veel naast mijn studie; ik was voorzitter van de volleybalvereniging, werkte als studentassistent en gaf bijlessen. Maar ik heb ook wel een dipje meegemaakt in mijn studie. Dat hoort er allemaal bij, om weerbaarheid te kweken en te leren dat het leven niet alleen maar hoezee is. Maar bovenal genoot ik van mijn studententijd – en de tijd erna. Ik heb er geen moment spijt van gehad.’

Je bleef vervolgens bij de UT voor je promotieonderzoek. Hoe was dat?

‘Ik kon een plek krijgen op het gebied van chiptechnologie en chemie, bij de groepen van David Reinhoudt en Piet Bergveld. Allebei KNAW-leden en tophoogleraren. Dan krijg je zo’n enorme schwung mee van hoe het er aan toe kan gaan in de wetenschap: dynamisch, naar conferenties gaan… Het was een tijd van the sky is the limit. Terugkijkend was het de tijd van mijn leven dat ik op de top van mijn intellectuele en fysieke capaciteiten zat. Ik schaatste zelfs de Elfstedentocht, in 1986. Niet omdat ik zo ontzettend goed getraind was, maar met een beetje mazzel kon ik meedoen. Dat was een prachtige tijd, maar ook een heel andere tijd. Tegenwoordig wordt er veel geklaagd over hoge werkdruk, ondanks alle ondersteuning en meerjarige contracten. Toen had ik een jaarcontract en wat geld om een conferentie op te zetten. Als student werd je in die jaren opgeleid voor werkloosheid. Ik klaag niet, maar elke tijd heeft zijn plussen en minnen.’

Na zijn promotie wilde Van den Berg graag aan de UT werkzaam blijven. Zijn vrouw, Trudy Vos, stimuleerde hem om ergens anders te solliciteren, ‘om mijn ogen open te doen en ergens anders heen te gaan’. Het werd Zwitserland, als onderzoeker bij het Swiss Center for Electronics and Microtechnology (CSEM) en de Universiteit van Neuchâtel. Vijf jaar later keerde hij terug op de UT.

‘Je kunt niet te lang blijven hangen in een teleurstelling. Een goed stel hersenen hebben helpt, maar wat misschien nog meer helpt is je houding’

Gezien het palmares dat volgde is ‘de rest is geschiedenis’ snel gezegd. Maar Van den Berg is de eerste die toegeeft dat het niet al goud is wat blinkt. Hij zou ‘een lade met afgekeurde voorstellen kunnen opentrekken’, zo vertelde hij al eens eerder. Zeker de eerste jaren na zijn terugkeer aan de UT in 1993, waarbij hij zich richtte op micro-totaalanalysesystemen (MicroTAS), de voorloper van Van den Bergs welbekende ‘labs-on-a-chip’, was hem de wanhoop nabij. ‘Ik was anderhalf jaar en tien tot twintig afgekeurde voorstellen verder, toen mijn vrouw zei: als je erin gelooft, moet je doorzetten. Toen ging het balletje ineens rollen – ook met steun van David Reinhoudt en Piet Bergveld. Zo volgde een publicatie in Science, werd een project toegekend en kregen we een conferentie van de grond die tegenwoordig jaarlijks bezocht wordt door 1200 mensen.’

Dus niet alles wat je aanraakte veranderde in goud?

‘Nee, zeker niet. Zelfs afgelopen jaar ging er iets niet door, maar over die kant van de wetenschap hoor je niet vaak. Kijk, je moet leren van de dingen die niet lukken. En de dingen die wel lukken, die moet je vieren. Maar je kunt niet te lang blijven hangen in een teleurstelling. Een goed stel hersenen hebben helpt, maar wat misschien nog meer helpt is je houding. Je moet accepteren dat sommige dingen niet gaan zoals je wil. Dus pas je je aan. Survival of the fittest betekent niet dat de fitste het verst komt. Het is degene die zich het best weet aan te passen.’

Als fanatiek bergsporter maakte je eerder weleens de vergelijking tussen wetenschap en bergbeklimmen. Wat zie je als de top bereiken? Is dat de Spinozapremie of zit het in iets anders?

‘Als ik kijk naar waardering voor mij en de groep, dan springt zo’n Spinozapremie er bovenuit. Maar er is meer. Kijk daar, die Wall of Fame’ – Van den Berg wijst naar een muur in zijn kantoor met de covers van allerlei proefschriften – ‘81 zijn het er, waarvan ik het merendeel promotor was. Dit zijn 81 zelfstandige onderzoekers met dezelfde gereedschapskist: ze kunnen allemaal zelfstandig, kritisch en in teamverband te werken. Ze zijn zelf hoogleraar geworden, zoals Loes Segerink, die het stokje van me overneemt bij de groep, of zijn overal over de wereld uitgewaaid. Zo’n nalatenschap – als je het zo kunt noemen – is misschien wel groter dan een prijs krijgen. Ik denk dat we een soort familie hebben gecreëerd met z’n allen.’

‘We mogen best verdrietig zijn, maar we moeten ook vooruitkijken. Als Line dat kon, dan kunnen wij dat ook’

Troppo breve. Te kort. 19 mei 2023 is een gitzwarte bladzijde in het boek van de universiteitshoogleraar. Dochter Line van den Berg met haar klimpartners Mats Wentholt en Jeroen van Ommen bereikten die dag de top van de Zwitserse Grosshorn (3754 meter). In de afdaling gaat het mis, wanneer een grote lawine loskomt en de hele wand begint te schuiven. Geen van de uiterst ervaren klimmers overleeft het natuurgeweld. Line van den Berg is dertig jaar geworden.

Hoe gaan jullie met dit verlies om?

‘We hebben natuurlijk nog steeds verdriet en ik kan er best wel emotioneel van zijn. Zeker op het moment dat je iets moois te vieren hebt en het niet kan delen, dat steekt het meest. Daar loop ik vrijdag ongetwijfeld ook tegenaan. Tegelijkertijd weten we ook dat ze dertig jaar lang haar leven leefde zoals zij dat wilde. Dus we kunnen er ergens vrede in hebben met hoe zij het heeft gedaan. Ze was ook een type van… Ken je de film Embracing the Grim…?’

‘Het is een film over hoe Line met een collega aan het klimmen was in Schotland. Niet in de sneeuw, maar in de stromende regen. En dat dertig dagen lang. Maar elke dag gaat ze er met volle energie weer tegenaan. Dat geeft ons een soort kracht en motivatie. We mogen best verdrietig zijn, maar we moeten ook vooruitkijken. Als Line dat kon, dan kunnen wij dat ook. We hebben twee fantastische zoons en een geweldige schoondochter, en moeten samen met dit verlies omgaan. Dat kunnen we als familie. Line leeft in ons voort – ook in het fonds dat we hebben opgezet voor vrouwen in de bergsport. Want daar streed ze voor. Ik denk dat ze trots zou zijn op hoe we het doen.’

Kijk je ook met trots naar je werk en je vakgebied? Is de ‘lab-on-a-chip’ geworden wat je ervan hoopte in de beginjaren?

‘Men zocht in het begin heel erg naar een soort van killer app, iets dat alles oplost en door miljoenen mensen gebruikt gaat worden. Dat is er nooit gekomen met lab-on-a-chip. Maar dat is de wetenschap, hè? Je slaat een route in en leert gaandeweg. Het is een technologie die heel veel gebruikt wordt op allerlei gebieden, maar niet één killer app. Vanuit lab-on-a-chip is organ-on-a-chip voortgekomen. Dus geen cellen op een chip, maar weefseltjes. Dat heeft eigenlijk een veel grotere impact en veel meer mogelijkheden voor de farmaceutische industrie om nieuwe ziektes te onderzoeken. Daar zijn allemaal activiteiten in ondernomen, kwamen spin-offs uit voort en haalden we via TechMed en MESA+ met een Organ-on-a-Chip Centre investeringen binnen. Het loopt, er staat een fantastisch ecosysteem.’

‘Ik ben van nature ontzettend ongeduldig, maar weet ook dat MESA+ niet in één dag is gebouwd’

De laatste jaren richtte je je meer en meer op het klimaat, met de oprichting van het Climate Centre als gevolg. Wat was hier de drijfveer achter?

‘Elke plek waar knappe koppen zitten, heeft de verantwoordelijkheid om iets te doen aan het klimaat. Dat zit er hier wel op de UT, in onderwijs en onderzoek, maar het zit verscholen. Brengen we dat samen, dan kunnen we doelen bereiken. We hebben iedereen nodig: van activist tot de grootschalige industrie. En van de sociale wetenschappers die zorgen dat het gedrag en de instelling van mensen verandert, de geowetenschappers die aangeven waar de grenzen liggen tot de technische mensen die – als er iets gekozen wordt – een oplossing verzinnen. Ongetwijfeld gaat het pijn en moeite kosten om de klimaatuitdaging aan te pakken, maar ik ben ervan overtuigd dat het kan.’

Is het Climate Centre als vierde onderzoeksinstituut van de UT een ambitie?

‘Daar kan ik veel woorden aan wijden, maar dat ga ik niet doen. Ja, ik heb het geprobeerd. Het maakt me uiteindelijk niet uit wat de vorm is, als we de doelen maar bereiken. Ik ben ervan overtuigd dat het goed tussen de oren van het college, de decanen en de wetenschappelijk directeuren zit. Zij hebben het Climate Centre omarmd. En ik heb alle vertrouwen in Cheryl de Boer als strategisch directeur. Ik weet niet welke kant het op zal gaan, maar als het beklijft, de continuïteit gewaarborgd blijft en mensen bij elkaar brengt, dan is het een succes. Ik ben van nature ontzettend ongeduldig, maar weet ook dat MESA+ niet in één dag is gebouwd. Het leven is ook een kwestie van loslaten, hè?’

Aanstaande vrijdag is zijn officiële afscheid, maar Van den Berg zwaait de deur nog niet definitief dicht. De begeleiding van een viertal promovendi, een aantal conferenties die nog in oktober op de planning staan, zijn betrokkenheid bij het Climate Centre en het organiseren van het eerste ‘Climate Event’… Van den Berg noemt zijn gastaanstelling de komende drie jaar een ‘zachte landing’.

‘Er is geen grote organisatie die niet af en toe door dit soort momenten heen moet’

Maar het is niet dat dit afscheidsinterview te vroeg komt. ‘Het is goed om een punt te markeren, en zo nu en dan is het goed om een feest te geven. Ik wil niet iemand zijn die alsmaar blijft doorgaan en dat mensen zich afvragen wie die man ook alweer is. Wanneer ik ergens van waarde kan zijn, doe ik dat met alle plezier, maar ik laat het in heel goede handen achter. De BIOS-groep, MESA+, het Climate Centre… Alles is prima. Er wordt hier nog een emeritikamer ingericht. Dan kom ik daar nog een paar keer gezellig zitten neuzelen met Jan Eijkel en Wouter Olthuis over die oude tijden van vroeger.’

Wat zou je de UT nog willen meegeven, zeker in deze financieel stormachtige tijden?

‘Dat vind ik een lastige. David Reinhoudt zei altijd: als je een advies kan geven voor de toekomst, dan moet je het ook maar zelf doen. Dat ga ik niet doen. Ik heb alle vertrouwen in onze gemeenschap en bestuurders. Natuurlijk hebben we nu een beetje een financieel hobbeltje.’

Een hobbeltje?

‘Oké, dat is wat zwakjes uitgedrukt. Het is natuurlijk heel vervelend en pijnlijk. Maar er is geen grote organisatie die niet af en toe door dit soort momenten heen moet. Het is als ziek worden. Dat kan je proberen te vermijden, maar het overkomt iedereen in z’n leven. Zo heb ik ook bij de faculteit EWI twee reorganisaties meegemaakt. Als je het respectvol doet en je laat mensen zien dat het misschien ook in hun eigen belang is om een andere richting op te gaan, dan hoeft het niet zo pijnlijk te zijn.’

‘Ik heb makkelijk kletsen hoor, ben ontzettend bevoorrecht en kan alleen maar dankbaar zijn voor mijn tijd hier en de mensen om me heen. Ik heb in ieder geval altijd geprobeerd om het glas halfvol te houden. Uiteindelijk moet je zorgen dat je reis mooi is, ongeacht de top waar je naartoe op weg bent. En dat je je tijd niet verspilt aan slechte wijn.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.