‘Mijn lessen mis ik vrijwel allemaal’
‘Voor mijn tijd in Twente speelde ik drie seizoenen Eredivisie bij PSV. Dat combineerde ik met de opleiding International Business Administration aan de Tilburg University. Ik woonde toen nog bij mijn ouders in Veldhoven, maar studeerde fulltime naast mijn voetbalcarrière. Op termijn was dat pittig. Die twee ballen in de lucht houden was eigenlijk te veel. Ik moest continu pieken en dat ging ten koste van mijn rust. Op de training dacht ik aan school en vice versa.
Om een sportieve stap vooruit te maken, stapte ik anderhalf jaar geleden over naar FC Twente. Ik overwoog nooit om niet verder te studeren. Er zijn ook speelsters die alleen voetballen, maar ik vind het belangrijk en fijn om mezelf intellectueel bezig te houden. Die prikkel heb ik nodig. Ik wil naast voetbal ook volledig in iets anders op kunnen gaan.
‘Twee ballen in de lucht houden was eigenlijk te veel’
Ik koos er bewust voor om mijn eenjarige master te spreiden over twee jaar. Ik train zeven keer per week, plus nog één of twee wedstrijden. Alle trainingen zijn overdag, dus mijn lessen mis ik vrijwel allemaal. Af en toe kan ik een les in de namiddag of een verdwaalde avondles meepakken, maar vaak moet ik de gemiste schooluren in de avond compenseren. Het is zonde dat je lessen tegenwoordig bijna niet meer terug kan kijken. Dat was fijn aan de coronatijd, toen stelden de docenten alle colleges online beschikbaar. Dat maakte het makkelijker om alles te begrijpen. Nu moet ik het vaak doen met wat slides, maar mis ik de uitleg.
De topsportregeling biedt mij flexibiliteit. In mei had ik EK-voorbereiding met Oranje en die viel precies tegelijk met mijn tentamens, maar die kan ik dan verplaatsen. De flexibiliteit en de wil om mee te denken van de docent is daarin belangrijk. Soms kan ik ook een vervangende opdracht maken als ik niet aanwezig kan zijn. De verantwoordelijkheid om alles te organiseren ligt bij de sporter, dus dat vraagt pro-activiteit. Een topsportcoördinator op de UT zou ons helpen. Die was er in Tilburg wel, al moet ik zeggen dat alles hier minstens zo goed is geregeld.
Ik wil mijn master halen, omdat ik nadenk over een leven na voetbal. Als je tot de 35e kan blijven voetballen doe je het heel goed. Ik hoop af te studeren bij FC Twente en heb al contact gehad met technisch-directeur Jan Streuer. Daar is genoeg te doen wat betreft management en innovatie. Later in de voetbalwereld blijven werken lijkt me interessant, in de beleidssector of als zaakwaarnemer. Als vrouw in de mannenvoetbalwereld werken is nu nog lastig, denk ik. Als vrouw kom je eerder onder vuur te liggen. Toch interesseert die wereld me wel.
Ik heb nog een contract tot de zomer bij FC Twente. Wat ik daarna ga doen zal de tijd leren, dat ligt er ook aan hoe ik presteer. Ik heb het heel goed naar mijn zin bij FC Twente. Een warme club die goed presteert en om de prijzen speelt. Misschien blijf ik nog even in Nederland, maar de ambitie om in het buitenland te voetballen heb ik zeker. In februari 2022 kreeg ik mijn eerste oproep voor het Nederlands Elftal en komende zomer is het WK in Australië en Nieuw-Zeeland. Daar wil ik heel graag bij zijn. Ik merk dat ik nog veel meer kan, dus ik wil stappen blijven maken. Daar focus ik op, dan volgt het resultaat vanzelf.’
‘Met m’n laptop op het strand van Texel een toets maken’
‘Mijn vader is een zeilliefhebber. Hij nam ons van jongs af aan mee varen. Hoewel ik het zeilen met de paplepel kreeg ingegoten, werd ik pas echt enthousiast toen ik op mijn zestiende voor het eerst in een catamaran stapte. Dat vond ik supercool. Vanaf dat moment ging ik fanatiek naar zeilkampjes en wedstrijden. Eigenlijk best laat: de meeste topzeilers beginnen al op de basisschool.
De afgelopen jaren voer ik op een Nacra 15, een catamaran voor wedstrijdzeilers. Inmiddels ben ik overgestapt naar een grotere boot, de Formule 18. Het mooie aan een catamaran is de snelheid en adrenaline. Vaak komt de boot los van het water en vlieg je als het ware. Catamarans zijn echte high performance boten, heel wat anders dan een simpele optimist. Of het een gevaarlijke sport is? Als je goed oplet, valt het best mee. Een blauwe plek en misschien zelfs een breuk, dat gebeurt weleens. Maar er vallen geen doden.
‘Als er een wedstrijd is, kan ik daar altijd heen’
Ik vaar samen met een vaste maat. Hij doet de zeilen, ik ben de stuurvrouw. Bij wedstrijden komt het vooral aan op tactiek. Mijn kracht is om rustig te blijven. Tijdens de start willen alle boten op dezelfde plek komen, daar waar de wind het gunstigst staat. Het is behoorlijk dringen met soms wel tweehonderd boten en er zijn allerlei voorrangsregels. Op zulke momenten moet je niet in de stress raken en vooral niet te verlegen zijn. Als wij het recht hebben om ergens te liggen, dan ga ik niet aan de kant, ook niet voor een boot van veertigduizend euro.
Het topzeilen is best hard trainen, gemiddeld twintig uur per week. In de winter gaan we drie weken op trainingskamp in Spanje. Ik train uitsluitend in het weekend, doordeweeks studeer ik in Twente. Het sporten is best goed te combineren met mijn studie Creative Technology. Docenten zijn gelukkig flexibel en ik krijg bepaalde vrijstellingen. Als er een wedstrijd is, kan ik daar altijd heen. Soms is het wat behelpen. Ik weet nog dat ik vlak voor De Ronde om Texel een toets moest maken. Die heb ik op het strand met een laptop op schoot via Microsoft Teams gemaakt.
Ik woon in Enschede op de campus en heb het erg naar mijn zin, al is het een beetje ver van het water. Naast mijn studie probeer ik zoveel mogelijk sociale activiteiten te ondernemen. Ik ga weleens op stap, maar sporten vind ik leuker. Ik voetbal bij Drienerlo, zit bij surfvereniging Hardboard, doe aan theatersport en sinds kort ook aan spikeball. Voor mijn studie doe ik teaching assistant-werk en vorig jaar zat ik bij studententeam Solar Boat Twente. Ik probeer op de universiteit hard te werken en geen tijd te verdoen, zodat ik ’s avonds tijd heb voor leuke dingen.
Afgelopen zomer zijn we op het Europees Kampioenschap tweede geworden voor de boten onder 21. Het was in Italië, in een prachtige omgeving. Dat was een hele ervaring. Komende zomer gaan we naar het WK in Duitsland. Mijn droom is om in de SailGP-klasse te varen, zeg maar de formule 1 voor zeilboten. En de Olympische Spelen zou natuurlijk geweldig zijn. Maar ik vind een leuke baan voor later net zo belangrijk. Mijn studie is heel interessant en technologie heeft mij altijd gefascineerd, daar wil ik later óók mee aan de slag.’
Zweefvlieger Jelmer staat met beide benen op de grond
‘Zoals zo vaak bij topsporters kwam ik via mijn vader in aanraking met mijn grootste hobby: zweefvliegen, of gliding zoals de sport internationaal bekendstaat. Daarnaast ben ik praktisch naast het vliegveld van Hoogeveen geboren. Zweefvliegen is vliegen zonder motor. Daarin zijn meerdere soorten te onderscheiden, maar ik zit in een heel gestroomlijnd vliegtuig met langere vleugels en zweef zo van wolk naar wolk, om zo lang mogelijk in de lucht te blijven.
‘Ik gebruik een vliegtuig van de club, maar beschik ook over een eigen machine. Een oud model dat ik zelf heb opgeknapt. Bij wedstrijden wordt het deelnemersveld via een sleepstart de lucht in getrokken en dan koppelen we los en zijn we vrij om te zweven. Ervaring is een kernbegrip in de sport. Rond je veertigste ben je op je best. Hoe langer je zweefvliegt, hoe beter je de lucht kan lezen. De sport vraagt fysiek weinig. In de lucht heb je constant een verhoogde hartslag, dus het is vermoeiend, maar fysiek niet uitdagend.’
‘Rond je veertigste ben je op je best’
‘In de lucht maak je tijdens wedstrijden het verschil door zo goed mogelijk om te gaan met thermiek. Je wil in stijgende lucht vliegen. Bij thermiekbellen pak je namelijk hoogte, dus in feite zweef je van thermiekbel naar thermiekbel. Het ideale weer is zon met veel schapenwolken. Hoe je weet hoe je moet zweven? Vooral op gevoel en naar buiten kijken. Alles in de cockpit is namelijk mechanisch. Ik beschik niet over duizenden knopjes aan boord of complexe navigatieapparatuur. Anderzijds heb ik ten opzichte van beroepspiloten geen autopiloot aan boord. Wat de sport lastig maakt: bij hardlopen weet je ongeveer hoe snel je kan, maar als ik één thermiekbel mis, dan ben ik klaar. Dan moet ik landen in een weiland of akker. Dat hoort er soms bij. Dan lees je in de krant weer dat er een vliegtuig is gecrasht, of belt iemand met spoed een ambulance, terwijl dat gewoon gecontroleerd gaat.’
‘Vanaf volgend jaar stap ik over naar de seniorenklasse. Het lastige is dat ik dan nationaal niet meer tot de top behoor. In de juniorenklasse vloog ik op drie wereldkampioenschappen en meerdere Europese kampioenschappen. De concurrentie in de seniorenklasse voorbijstreven is een flinke uitdaging. En mocht ik het WK volgend jaar toch halen: dat wordt gehouden in Australië. Mijn vliegtuig die kant op krijgen is financieel bijna niet te doen. Dat krijg ik niet voor elkaar door ome DUO lief aan te kijken.’
‘Trainen doe ik vooral op de simulator in het winterseizoen. Dat valt goed te combineren met mijn studie, maar tijdens wedstrijden ben ik vaak één of twee weken weg. Daarom betekent de topsportstatus veel voor mij. De flexibiliteit en de financiële ondersteuning zijn heel welkom. Alles in mijn schema proppen is constant puzzelen, maar het is vol te houden. Vooral omdat ik mijn studie en sport te leuk vind om te laten vallen.’
‘Gek genoeg zijn de gevolgen van de coronapandemie voor mij een zegen. Door digitaal onderwijs kan ik veel vanuit Drenthe doen en hoef ik amper in Enschede te zijn. Dat brengt veel lucht in mijn agenda. Mijn blik gaat nu op afstuderen en nieuwe doelen stellen in de sport. Vanaf de start in Twente was het mijn doel om niet te lenen en de studie nominaal te halen. Vooralsnog lukt dat, met dank aan de topsportregeling.’