‘Kunnen jullie op de UT ook een sensor maken die poep kan analyseren?’, vroeg een partner uit Wageningen in de workshop. Een niet alledaagse vraag. Even later: ‘Ik wil weten of jullie softe of harde links kunnen herkennen in dit plaatje met offers en demands’, aldus Jan de facilitator, leider van de workshop. De woorden softe en harde links associeerde ik – met dank aan de poepvraag vlak daarvoor – even he-le-maal verkeerd. ‘Kunnen jullie nog een moment concentratie eruit persen?’, vroeg Jan vlak voor lunch. Een puberale giechel ontsnapte uit mijn keel.
Ik was van plan een ouderwetse, boze, vlammende column te tikken over de verwachting dat we komend academisch jaar 13.000 studenten hebben en de poging van Van Engelshoven om alle roostermakers in het land te laten schuimbekken. Echter was het op de Wageningse Berg met uitzicht op de Rijn zo goed toeven, dat ik alleen maar vrolijk wil schrijven.
Voor het eerst sinds wat voelt als honderd jaar zat ik samen met collega’s uit het hele land in een hotel om nader tot elkaar te komen. Letterlijk en figuurlijk, want we staan aan het begin van een zevenjarig onderzoeksproject en wij, als leiders van het project, moeten de kruisbestuiving aanzwengelen. Dat hadden we NWO namelijk beloofd. Dat wij in dit zogeheten crossover project MOCIA vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines keihard gaan samenwerken. En met één gemeenschappelijk doel: het ouder wordende brein zo lang mogelijk gezond houden door leefstijlinterventies.
De UT werd vertegenwoordigd door mij en Geke Ludden. Geke is professor bij de Interaction Design groep en ik universitair docent bij de vakgroep Biomedical Signals and Systems. Aan Geke, mij en promovenda Lara de nobele taak de technologie rondom de leefstijlinterventies zo te ontwerpen dat mensen ze thuis ook wíllen hebben en gebruiken. In de zogenaamde A2R workshop op de Wageningse berg waren alle leiders bijeen om eens te praten over wat we als ambition to result zagen. In goed Twents vertaald: woar mut’ op an? Ondanks de vele Engelse hippe termen, was het toch geen vage businessmeeting. Het was juist ontwapenend. We kwamen nader tot elkaar en er werden niet-alledaagse vragen gesteld.
‘Kunnen jullie op de UT ook een sensor maken die poep kan analyseren?’. Geke en ik waren op veel vragen voorbereid, maar fecale monsters analyseren hadden we niet op ons vizier staan. Partner Imec bleek echter al aan het experimenteren te zijn met een slimme toiletbril, een bril die van alles meet terwijl jij je ding doet. Dat was wel even wat anders dan weer een fitbit en een dieetapp voor een proefpersoon. ‘Poep is het nieuwe goud’.
Poep en het brein? Wat heeft dat nou met elkaar te maken? Nou, meer dan je zou vermoeden. In je darmen zitten ontzettend veel neuronen. Je hebt gewoon een brein in de buik. Wie bitte? Excusez-moi? Ja, echt waar. Bovendien staat je darmmicrobioom direct in relatie met die cellen. Geke en ik trokken onze neus dus niet op voor dit voorstel. Au contraire, wij stelden ons onmiddellijk een niet-alledaagse studie voor met een slimme toiletbril in het eHealth House in het Techmed Centre. De badkamer is het enige kamertje van het eHealth House waar geen camera geïnstalleerd is. ‘Daar komt nu verandering in’, grapten we. Niet-alledaags maakt vrolijk.
Weg zijn van de universiteit, het lab en wandelen door het bos, maakt vrolijk. We kenden de andere wetenschappers vrijwel alleen van Microsoft Teams. Na een lange dag vergaderen over woar ‘t op an mos, gingen we een potje voetbal kijken. In verband met corona een balzaal van een eetzaal, een groot voetbalscherm erop en een privé-ober. De idylle van creatief en vreedzaam samenwerken door weldenkende wetenschappers werd wreed verstoord tijdens de rust van Nederland-Noord-Macedonië. We speelden een variant van het prisoner’s dilemma waarbij subgroepen moeten beslissen of ze samenwerken om geld te verdienen voor de groep of toch voor eigen gewin gaan. Met de ratio wint de hele groep. Het leek een no-brainer, een kat in het bakkie voor al die slimmeriken. Maar al snel ontpopten bepaalde collega’s zich tot graaiers. Een zekere Edgar S., Wilma S., Magda V., en Jesse K., vanaf heden ook de Ellendebende genaamd, eigenden zich een groot deel van het fictieve geld toe. ‘Wij hebben gewonnen’, zei de één gniffelend. ‘Ratio is saai’, zei een ander. ‘Wacht maar, jullie komen allemaal in mijn column woensdag’, dreigde ik, maar dat interesseerde ze helemaal geen biet: ‘U-Today? Wasdaddan?’.
Niet-alledaags: juist dat ouwehoeren en jennen gaat ervoor zorgen dat we samen de komende zeven jaar die gouden pot wel gaan vinden.