Naast achtduizend atleten, trekt tijdens de Bata een bonte stoet van volgauto’s door Nijmegen, Duitsland, de Achterhoek en het Twentse land om uiteindelijk op de sintelbaan van de campus te eindigen. Maar hoe leid je 800 busjes veilig en snel van start naar finish zonder één grote file te veroorzaken? Laat dat maar over aan de ruim 150 motorchauffeurs die elk jaar de race begeleiden.
De eerste keer
Een van hen is Martijn Kamphuis. Hij rijdt al 25 jaar mee met de Bata. Na een berichtje in het UT-nieuws (de voorloper van U-Today) meldde Kamphuis zich aan voor zijn eerste race in 1995. ‘Ik studeerde werktuigbouwkunde aan de UT en had sinds begin jaren 90 een motor. Samen met drie vrienden gaven we ons op als motorrijders. We hebben jaren samen meegereden.’
Na zijn studie deed Kamphuis nog een paar jaar mee en werd later gevraagd om als reserve mee te gaan. Dat doet hij inmiddels al weer vijftien jaar. De reserverijders zijn samen met het Batavierenbestuur verantwoordelijk voor de veiligheid en doorstroming op het parcours. ‘Ik maak de routes van de race. Het grootste deel van het parcours ligt vast, maar er zijn altijd wel een paar kleine aanpassingen. Daarnaast regelen we vergunningen en materialen. Ik ken Twente en de Achterhoek goed en routes maken is mijn hobby. In mijn vrije tijd maak ik bijvoorbeeld ook parcoursen voor oldtimers.’
Oren en ogen
Volgens Kamphuis zijn de motorrijders de ogen en de oren van de wedstrijdleiding. ‘De race wordt steeds groter. Er doen zo’n 480 teams mee, vaak met twee of drie auto’s. Als de doorstroming van al dat verkeer niet goed gaat, levert dat één grote file op en vertraging voor de lopers. Ook moeten de motorrijders zelf weer op tijd op het volgende punt zijn. Bij oponthoud kunnen wij de etappe niet vrijgeven met het risico dat de hele race vertraging oploopt.’
Soms is er sprake van overmacht, zoals die ene keer dat er iemand in Nijmegen voor de trein sprong. ‘Toen hadden we meteen anderhalf uur vertraging. Of de keer dat tijdens de race een zwaar onweer losbrak. Op de route was een boom vlak naast het pad door de bliksem geraakt. Van de politie moest iedereen het dichtstbijzijnde café in. Het was een andere tijd: niemand had nog smartphones met Buienradar. De motorrijders kwamen vaak met het laatste nieuws binnen.’
Illegaal hoge snelheid
‘Ik kreeg ook een keer een berichtje op mijn porto dat de vrachtwagen met bewegwijzering zonder olie stond. De auto stond in Heelweg en voor de start van de eerste loper aldaar moest het geregeld zijn, maar waar haal je om half zes in de ochtend drieënhalf liter olie vandaan? Via de wedstrijdleiding in Enschede vonden we een tankstation in de buurt dat open ging en waar ze het verkochten. Daar ben ik met illegaal hoge snelheid naar toe gereden en zo konden we net op tijd de olie bijvullen. Zo gaat het vaak. Ik ben constant aan het rijden. Toen ik in Enschede kwam, had ik 680 kilometer op de teller staan.’
De komende Bata is voor Kamphuis de laatste. ‘Het is een uniek evenement, maar voor mij is het mooi geweest. Ik ben 47 (leuk detail: ik ben geboren in het jaar dat de eerste Bata plaatsvond) en heb twee jonge kinderen, dat levert thuis meer drukte op. Bovendien voelt de race steeds meer als een herhaling van zetten, er zit weinig uitdaging meer in. Daarom ga ik mijn zinnen verzetten, maar ik laat absoluut wat moois achter.’
In mei draait Kamphuis zijn motor voor het laatst de sintelbaan op. ‘Dan gaat de claxon erop. Veel van de vaste jongens blijven voor dit moment. Het is ook magnifiek om te zien. Ik ben meestal de allerlaatste motorrijder en kom achter de laatste loper aan. Trouwens, na al die jaren, heb ik de Batavierenrace nog nooit gelopen, ik zat altijd op de motor.’