De Tussenstand
In deze serie maakt U-Today met verschillende UT’ers de tussenstand op. Wat heeft het leven en werk gebracht, wat zijn hun passies en twijfels? En welke levenslessen trekken ze daaruit?
‘Natuurkunde is prachtig, dat ontdekte ik al op de middelbare school. Wij natuurkundigen maken modellen waarin we de wereld vatten, waarbij we bewust elementen buiten beschouwing laten. Als leidinggevende gebruik ik dat denkkader nog steeds. Ik breng problemen terug naar de kern. In het team probeer ik te kijken naar de drijfveren van de collega. Wat die persoon nodig heeft om gelukkig te zijn in het werk? Daarna pas ik dat in, zodat het klopt met de doelstellingen van het geheel.’
‘Ik ben bijna vier jaar leidinggevende en denk veel na over hoe ik mijn rol invul. De basis is vertrouwen: dat wil ik geven en krijgen. Op de UT zien we leiderschap wel eens als iets wat erbij komt. Maar het is niet voor niets dat in alle human resources-discussies over werkdruk de rol van de leidinggevende centraal staat. Ik denk dat een goede leider vertrouwen aan het team geeft en zorgt dat ze goed in hun vel zitten. Deze groep mensen bij TechMed Infra kan prima zelf de invulling van het werk bepalen. Dat is veel productiever dan wanneer ik mijn dagen vul met hun taken. Dat werkt, zolang de collega’s zelf hun grenzen aangeven. Dat moet je wel kunnen.’
‘Ik kwam er laat achter dat de verbindingen in mijn hersenen anders bedraad zijn. Vier jaar geleden, op mijn dertigste, kreeg ik de diagnose ADD. Toen viel van alles op z’n plek. Mijn promotie was in het slop gekomen. Ik was een heel eind op weg, had gepubliceerd, er waren octrooien en eigenlijk moest ik het alleen nog opschrijven. Maar het was een chaos in mijn hoofd en ik kon me niet concentreren. Daar had en heb ik flink last van: ik begon de promotie met een steen in mijn rugzak en inmiddels tors ik een menhir mee.’
‘ADD of niet, de promotie die maar niet af kwam is mijn verantwoordelijkheid. Want ík kwam er niet verder mee. Maar dat is wat anders als schuld. Het is mijn taak om de promotie tot een goed eind te volbrengen. Dat ga ik ook doen, hoewel het niet noodzakelijk is in mijn huidige functie. Als het TechMed in november helemaal af is, stort ik me op het schrijven. Misschien huur ik daarvoor een huisje in de natuur.’
‘Toen ik naar de psychiater ging voor een diagnose, vroegen mensen: zou je dat wel doen? Dat snap ik wel, het gevaar is dat je de diagnose internaliseert, dat je dan echt ADD’er bent en de diagnose gaat leven. Maar het werkte bevrijdend, ik vond zoveel rust. Nu weet ik waarom dingen liepen zoals ze liepen. En kan ik er iets aan doen. Neem vandaag: ik nam vanochtend de dosis medicatie waarmee ik rustig met jou kan praten, zonder dat het stormt in mijn hoofd. Maar ga ik naar een congres waar ik scherp wil zijn en tig gesprekjes ga voeren, dan neem ik minder.’
'Het besef dat hulp vragen iets goeds is, heeft me op de rails gezet'
‘Bij de psychiater was het een feest van herkenning. “Je bent hoogopgeleid zeker”, zei hij. “Je hebt heel wat overlevingsmechanismes ontwikkeld? Je bent zelfkritisch?” De psych had zelf ook ADD. Hij vertelde dat ik een schoolvoorbeeld was, niets bijzonders aan. Het komt vaak voor dat mensen met een goed stel hersenen pas laat gediagnosticeerd worden, omdat ze zelf al manieren vonden om te leven en werken met de aandoening.’
‘Ik heb het geluk dat ik thuis een spiegel heb. Mijn vrouw is orthopedagoog, ze weet alles van gedragsstoornissen bij kinderen. Zij zag patronen in mijn gedrag. En thuis lees ik haar vakbladen – ook daar las ik dat mijn obstakels helemaal niet uniek zijn. Dan is de stap naar hulp vragen niet zo groot meer. Want waarom zou ik de ADD helemaal alleen onder ogen komen, als er mensen zijn die je kunnen helpen?’
‘Ik hoef echt niet zo nodig met mijn snufferd vooraan, maar vind het toch belangrijk om mijn verhaal te vertellen. Want het besef dat hulp vragen iets goeds is, heeft me op de rails gezet. Als ook maar één UT’er daar iets aan heeft, dan is dit gesprek geslaagd.’
‘Toen ik solliciteerde op deze baan, moest ik een loodzwaar assessment doen. Daar zag ik flink tegenop. Maar deze baan leek me zó gaaf, TechMed zou een prachtige locatie krijgen en als afdelingshoofd mag je het simulatiecentrum verder uitbreiden. En weet je wat het mooie van zo’n assessment is? Je weet precies waar je staat. Dat gaf mij veel vertrouwen. Want mijn carrière verloopt nou niet bepaald lineair. Zo’n steuntje in de rug helpt: je krijgt inzicht in je sterke punten, maar ook in je valkuilen.’
‘Zelfinzicht en reflectie, daar gaan we te gemakkelijk aan voorbij in de universitaire wereld. Femke Nijboer vertelde in het vorige interview over het imposter-syndroom, het gevoel dat je een keer door de mand zult vallen omdat je hier niet hoort. Nou, daar is ze niet uniek in. Zeker driekwart van mijn vrienden en kennissen kun je dat label oplakken, mezelf inclusief. In de wetenschap is het n=1, we kijken naar ons verleden en baseren daar wetmatigheden voor succes of verlies op. Daarmee zijn we allemaal ons eigen experiment, waarbij we proberen het meeste uit onszelf te halen.’
'De wetenschap is per definitie een onmenselijke mal waardoor we jonge mensen drukken'
‘De podcasts van Tim Ferriss vind ik inspirerend. Hij interviewt topmensen uit heel verschillende gebieden, of dat nu atleten zijn, zakenmensen, kunstenaars of wetenschappers. Uit al die persoonlijke verhalen komen gemeenschappelijke factoren naar voren. Ze nemen bijvoorbeeld rust in de vorm van meditatie of hardlopen, durven verder te kijken dan hun vakgebied, zijn zelfkritisch en blijven zichzelf ontwikkelen. En vooral hebben ze ook hun onzekerheden en twijfels.
‘Het is belangrijk dat je een spiegel hebt, zodat je die valkuilen herkent en onder ogen komt. De wetenschap is per definitie een onmenselijke mal waardoor we jonge mensen drukken, van promotie naar twee postdocs in het buitenland, tot hopelijk een aanstelling bij een fijne universiteit. In dat traject is ruimte nodig om op adem te komen.’
‘In mijn jaargesprekken komt steevast naar voren: denk ook aan jezelf, want dat sneeuwt wel eens onder. Maar, het hoeft niet om mij te draaien, mijn motivatie is om er met z’n allen iets moois van te maken. Dat kan alleen als we werken aan een groter doel. Voor mijn team is dat uit de academische bubbel breken. We zoeken actief de samenwerking met de buitenwereld op. Er is op de campus een prachtig TechMed Centre verrezen, met hoogwaardige apparatuur. Maar dat krijgt pas waarde als we de buitenwereld naar binnen halen.’
‘Daar zie ik een belangrijke taak. Onderzoekers gaan per definitie uit van de inhoud. Maar er zit ook een groot organisatieaspect aan wetenschap en daar hebben we een prachtige kans voor. Wij brengen hier studenten, onderzoekers en specialisten uit het veld bij elkaar, waardoor kruisbestuivingen ontstaan. Wetenschap wordt vaak omschreven als ‘antwoorden formuleren’, maar bij toegepast onderzoek gaat het vooral om het vinden van problemen. Daar ligt de meerwaarde in wat we doen, het op gang brengen en houden van dat gesprek.’
'Bij een bank zou ik niet kunnen werken, mijn baan moet ook bijdragen aan een betere wereld'
‘Ik kom uit een christelijk gezin en het geloof speelt nog steeds een rol in mijn leven, maar ga niet meer naar de kerk. Ik heb meer respect voor een atheïst die verantwoordelijke keuzes maakt, dan een christen die dat niet doet. Belangrijk vind ik rentmeesterschap; we zijn maar kort op aarde en moeten zuinig zijn op de grondstoffen en goed voor elkaar zorgen. Dat wil niet zeggen dat ik bijvoorbeeld veganistisch eet. Maar we consumeren wel bewust, thuis eten we liever vier keer per week goed vlees, dan alle dagen kiloknallers.’
‘We hebben twee kinderen, een meisje van 3 en een jongen van 1. Voor de oudste zochten we onlangs een basisschool uit, een christelijke school. In de kinderen zie ik dat iedereen de intrinsieke motivatie heeft om goed te doen. We moeten zuinig zijn op die kinderlijke onschuld en daarvan leren. Ik probeer die intrinsieke motivatie en naïviteit vast te houden. Bij een bank zou ik niet kunnen werken, mijn baan moet ook bijdragen aan een betere wereld.’
‘Als opgroeiend kind was ik competitief, wilde altijd winnen. Ik trainde vier keer per week met de volleybalselectie. Op school was dat anders, omdat ik goed kon leren deed ik er weinig voor. Mijn vader was docent exacte vakken en ik zat bij hem in de klas. Toen ik een keer een hoog cijfer van hem kreeg, beschuldigde een klasgenoot me: jij hebt van tevoren het proefwerk gezien. Je krijgt me niet snel kwaad, maar toen schoot ik zó uit mijn slof. Natuurlijk wist ik dat het proefwerk in mijn vaders werkkamer lag, maar het kwam geen seconde in me op om vals te spelen.’
‘Competitie is lang mijn drijfveer geweest. Een wedstrijd is natuurlijk een makkelijke en effectieve manier om te bepalen waar je staat. Maar het is niet zaligmakend. Sterker, ik denk dat de beste en meest duurzame resultaten komen als je jezelf weg kunt cijferen. Dat kan bij sport, bijvoorbeeld hardlopen op je eigen tempo. Maar zeker ook in het werk. Als het gaat om ‘de beste zijn’, dan draait het alleen om jou. De kunst is om de beste versie van jezelf te zijn, zonder je de hele tijd te meten met anderen.’