‘Hi, come in! How was your trip? Would you like some snacks?’ Docent scheikunde Arturo Susarrey Arce gebaart naar een schaal vol lekkers op tafel, waar een groot felgekleurd kleed meteen de aandacht trekt. Het is een aandenken uit zijn vaderland Mexico, dat hij in 2010 verliet om te promoveren in Twente. Na een paar jaar leerde hij hier zijn huidige echtgenoot kennen – geen wetenschapper, grinnikt hij. ‘Houd op zeg, ik zal nooit met een wetenschapper trouwen. Als ik thuis ben wil ik ontspannen.’ Samen kochten ze het zonnige huis in Schalkhaar, aan de rand van Deventer, waar we elkaar vandaag treffen. We spreken Engels, ook al zou Susarrey Arce dat liever anders zien. Ernstig: ‘Ik corrigeer mijn echtgenoot onmiddellijk als hij thuis Engels tegen me praat. Nederlands lezen en begrijpen gaat prima. Maar als ik in mijn werk wil doorgroeien, moet mijn spreekvaardigheid echt omhoog.’
Op de dagen dat hij geen college geeft, doet Susarrey Arce met het MESA+-instituut en het TechMed Centre onderzoek op het snijvlak van scheikunde en nanotechnologie. ‘Ik vind het leuk om iets functioneels te bedenken waar de samenleving iets aan heeft, zoals een bepaald materiaal. Neem bijvoorbeeld deze tafel – als je hem een speciale behandeling geeft, wordt het hout misschien niet zo snel vies of beschimmeld, en gaat die tafel langer mee.’ Nieuwe onderzoeksvragen vallen hem soepel toe. ‘Ik haal vaak koffie bij de supermarkt op de campus. Het duurt een kwartier om daar naartoe te wandelen, onderweg komen de ideeën vanzelf.’
International in Twente
Vanuit de politiek klinkt de roep om het aantal internationale studenten en het Engelstalig onderwijs op universiteiten terug te dringen. Maar hoe voelt het nu echt om je thuisland te verlaten voor een studie of wetenschappelijke carrière in Nederland? In dit drieluik spreekt journalist Minou op den Velde uitgebreid met internationals aan de Universiteit Twente, over hun achtergrond, dromen en over cultuurverschillen op de campus. Dit is aflevering 2, met Arturo Susarrey Arce.
Sinds een jaar of zes is hij aandeelhouder van zijn startup Encytos – genoemd naar de ‘enhanced surfaces’ die hij ontwikkelt. Zijn nieuwste vinding is een speciaal soort glas waarop binnen hooguit vijf dagen een tumor kan worden opgekweekt uit celmateriaal, zodat kankerpatiënten geen weken meer in spanning hoeven te zitten over de uitslag van een biopsie. De komende tijd gaat zijn team het materiaal testen met biopten van patiënten. Maar als zijn innovatie een succes wordt, is Susarrey Arce niet verloren voor het onderwijs, belooft hij. ‘We hebben een CEO uit de industrie, als het bedrijf groter wordt wil ik mijn hoeveelheid aandelen terugschroeven. Want het gaat mij niet om het geld, mijn grootste drijfveer is onderzoek doen en met mijn studenten werken.’
Het leven lacht hem toe, maar dat geluk is van recente datum, bekent hij. ‘Ik ben heel lang emotioneel uit balans geweest. Pas sinds een jaar of acht gaat het beter met me.’ Hij gaat voor naar de keuken, en wijst naar een zwart-witfoto aan de muur, waarop een gebruinde man in zwembroek opgewekt de camera in blikt. ‘Dat is mijn opa toen hij jong was, ik ben naar hem vernoemd.’ Oma Soledad hangt ernaast. ‘Ik heb mijn grootouders altijd beschouwd als mijn echte ouders. Zij hebben mij opgevoed.’
'Het was een groot probleem om in die tijd gay te zijn in Mexico. Je hoorde er niet bij, want je gedroeg je niet zoals het hoorde'
Susarrey Arce groeit op in Loreto, Baja California Sur, een paradijselijk kustdorpje op een schiereiland voor de westkust van Mexico. ‘Tot mijn twaalfde woonde ik bij mijn opa en oma, dat vonden mijn ouders handig, omdat ze allebei in een andere stad werkten. Mijn opa en oma woonden op vijf minuten van zee. Het eerste wat ik ’s morgens deed was uitwaaien op het strand, tussen de zeemeeuwen en de pelikanen, die in grote zwermen rondvlogen, op zoek naar voedsel. Met mijn opa ging ik vaak vissen, snorkelen en kajakken. In die tijd hadden wij nog geen internet, meestal was ik met mijn hond of met mijn vrienden aan het spelen. Ik ging vaak naar de palmar, dat is een aangelegd palmenbos, voor mij was dat net een jungle. Alleen het geluid al van die bladeren, ruisend in de wind, vond ik geweldig. Maar mijn herinneringen aan die plek zijn bitterzoet. Ik was de eerstgeborene, en ik denk dat mijn ouders blij waren dat ik geen enig kind bleef, want ik was gay. Het was een groot probleem om in die tijd gay te zijn in Mexico. Je hoorde er niet bij, want je gedroeg je niet zoals het hoorde. En Loreto was een klein plaatsje van hooguit 10 duizend inwoners, vol vooroordelen.’
Wisten je ouders al vroeg dat je gay was?
‘Dat denk ik niet. Sommige ouders zijn zo blind dat ze niet zien wat er vlak voor hun neus gebeurt. Ze bleven maar zeggen: ‘Wanneer kom je eens thuis met een vriendin?’ Oh, het was zo ellendig, en geloof me, ik heb het geprobeerd. Ze dwongen me gewoon. Maar voor mij was er iets anders weggelegd, al had ik dat pas echt door toen ik in de puberteit kwam. Maar het duurde lang voordat ik kon accepteren dat ik gay was, want ook ik zat nog vast in die oude manier van denken.’
Kon je bij je grootouders wel jezelf zijn als homoseksuele tiener?
‘Nee, helemaal niet. Ik was bang dat ze me niet zouden accepteren als ik zou laten merken wie ik echt was, en ik hield te veel van ze om hun afwijzing te riskeren.’
Susarrey Arce zwijgt even. ‘Oef, dit komt hard binnen. Het was zo moeilijk, al die verwachtingen…’
Leven je grootouders nog?
‘Ze zijn een paar jaar geleden overleden, maar ik weet niet meer precies wanneer. Mijn brein heeft zich daar als het ware voor afgesloten.’
Uit een laatje diept hij een zilveren rozenkrans op en laat het door zijn handen glijden. ‘Ik kreeg het van mijn grootmoeder, vlak voor ze stierf. Als ik op reis ga neem ik het mee. Als er iets met me gebeurt, wil ik dit dicht bij me hebben.’
Op je twaalfde ging je weer bij je ouders wonen.
‘Mijn ouders eisten dat, maar het was lastig om weer in het gezin te integreren. Ik ben zeven jaar ouder dan mijn broer, en elf jaar ouder dan mijn zus, dus ik stond een beetje op mezelf. Ik heb maar een jaar of twee, drie bij mijn ouders gewoond. Het was een hele donkere periode. Toen ik een jaar of veertien, vijftien was, ben ik uit huis gegaan. Ik hield het niet langer vol.’
Kun je vertellen waarom?
‘Er zijn nare dingen gebeurd, laten we het daar op houden. Ik zei tegen mijn moeder: we kunnen twee dingen doen – of we verhuizen met z’n allen, of ik vertrek. Want dit leven voelt als een horrorfilm. Zij wilde blijven, dus ben ik weggegaan. Ik had geen enkele band met mijn ouders. Maar ik vond het vreselijk dat ik mijn broer en zus niet kon helpen. Ik kon ook niet meer terug naar mijn opa en oma, dat wilden mijn ouders niet. Zo werd ik gedwongen om in mijn eentje de wereld in te gaan. Ik had mijn grootouders gevraagd: als ik wegga, willen jullie me dan ondersteunen? Gelukkig zeiden ze ja.’
En zo trekt Susarrey Arce op zijn vijftiende naar La Paz, op vierenhalf uur rijden van zijn ouderlijk huis. Hij komt terecht in een studentenhuis, waar hij met vijf universitair studenten een slaapzaal deelt. ‘Het voelde raar, we konden amper een gesprek voeren, maar alles was beter dan thuis.’ Elke dag reist hij veertig minuten op en neer naar school. ‘Mijn huiswerk maakte ik in de klas, want in de slaapzaal kon ik me niet concentreren. In die periode ontmoette ik een familie die mij min of meer adopteerde. Zij kenden mijn situatie en boden me aan om een jaar bij hun in huis te wonen. Zij lieten me zien dat je gewoon gezellig met zijn allen aan tafel kan zitten, zonder dat de alfaman het gesprek domineert en je constant ondervraagt. Het was een fijne ervaring, ik zal het nooit vergeten.’
'Doordat mijn opa zo voor me opkwam, begon mijn vader te veranderen'
In Mexico duurt de middelbare school drie jaar. Op zijn zeventiende begint Susarrey Arce aan de Universidad Autónoma de Nuevo León, in het binnenland van Mexico, duizenden kilometers van zijn familie verwijderd. Hij is de eerste in zijn familie die gaat studeren. ‘Mijn moeder was onderwijzeres en heeft zich later tot burgemeester opgewerkt, als eerste vrouw in de hele staat. Mijn vader heeft zijn middelbare school niet afgemaakt en werkte als visser. Mijn oma heeft alleen lagere school gedaan, mijn opa heeft de middelbare school afgemaakt. Mijn grootouders grepen alles aan om eten op tafel te krijgen. Eerst hadden ze een ijswinkel, daarna begonnen ze een telefoonwinkel, want in mijn jeugd had niemand in Loreto thuis telefoon.’
‘Mijn opa was een lieve, warme man. Elke ochtend perste hij vers sinaasappelsap voor me, maakte mijn broodtrommel klaar en bracht me naar school. Als ik een werkstuk moest maken kocht hij papier en verf voor me. Mijn opa gunde het me om verder te komen, ook al had hij zelf zijn school niet afgemaakt. Hij hoopte dat ik accountant zou worden. Hij bood mijn vader aan om een deel van mijn universitaire opleiding te betalen, als mijn vader ook financieel zou bijdragen – en dat deed hij. Doordat mijn opa zo voor me opkwam, begon mijn vader te veranderen. Ik denk dat hij begreep dat hij mee moest buigen, als hij nog iets wilde meekrijgen van mijn leven. Tijdens mijn studie hoorde ik van anderen hoe trots hij op me was, maar tegen mij heeft hij dat nooit uitgesproken. Onze relatie is vooral een kwestie van respect, op gevoelsniveau blijft het beperkt. Maar sinds een jaar of acht heeft hij een beetje de rol van mijn opa overgenomen, maar dan voor mijn neefje, voor wie mijn zus niet kon zorgen. Nu is hij de zorgzame opa die zijn kleinzoon naar school brengt. Dat is mooi om te zien.’
Hoe werd de wetenschapper in jou geboren?
‘Baja is een schiereiland, het liep zeker tien jaar achter op de rest van Mexico. Wat er in de buitenwereld gebeurde kreeg ik alleen mee van televisie. Maar mijn grootouders hadden een encyclopediereeks in de kast staan. Het deel over wetenschap en techniek was het eerste boek dat ik las. Er stonden tekeningen van chemische formules in, daar kon ik uren naar kijken. In die tijd, zo rond mijn zevende, was ik een keer met mijn opa en oma onderweg naar een andere stad. We reden door de woestijn, ik zag overal alleen maar cactussen. Ik stelde me voor dat er in de verte een soort kerncentrale zou opdoemen, met rokende schoorstenen. Ik bedacht: stel nou dat ze daar filters in bouwen, om al die rook tegen te houden? Zo begon mijn fascinatie voor de wetenschap.’
Dus dat je koos voor een studie scheikunde was geen toeval.
‘Jawel, dat was een foutje!’ Susarrey Arce schiet in de lach. ‘Eigenlijk wilde ik industriële techniek studeren. Ik dacht: dan word ik kwaliteitsmanager van een productielijn in de auto-industrie, die was in die tijd sterk in opkomst in Mexico. Maar de vakjes die ik moest aankruisen waren zo klein dat ik per ongeluk industriële scheikunde aanvinkte.’
De twijfel over zijn studiekeuze verdampt snel. Enthousiast: ‘Mijn favoriete onderwerp destijds was de anorganische chemie, waarbij je niet speelt met organische moleculen, maar met atomen. Zodra ik me met kwantummechanica ging bezighouden sprong – boom! – de vonk bij me over.’
Maar zijn studentenleven is geen onbezorgde levensfase. ‘De geesten uit het verleden bleven in m’n hoofd rondspoken. Ik klampte me vast aan mijn studie en duwde mijn problemen weg. Ook later, tijdens mijn master en mijn promotieonderzoek, durfde ik niet om hulp te vragen. Pas een jaar of acht geleden, toen mijn grootouders overleden, kon ik dat hoofdstuk voor mezelf afsluiten. Ik was al getrouwd, maar ik voelde me eenzaam en leeg. Ik dacht: nu moet ik mezelf bij mekaar rapen, anders raak ik weer helemaal de weg kwijt.’
In 2009 behaalt Susarrey Arce zijn master in Mexico. Een ding weet hij zeker: zijn toekomst ligt niet in zijn vaderland. ‘Van kinds af aan wilde ik graag nieuwe mensen ontmoeten, en verder komen in het leven, zodat mijn vader zou zien dat ik echt iemand was geworden, en trots op me zou zijn. Dat was ook de cultuur in Mexico: alles uit het buitenland was beter, vooral als het uit Europa of Amerika kwam. Toen ik ging studeren, voelde ik steeds sterker de drang om iemand anders te worden. Een nieuwe Arturo, als het ware. Ik verdronk in de ellende uit mijn jeugd en ik voelde me niet thuis in mijn vaderland. De Mexicaanse cultuur is warm en uitnodigend, maar draait ook om pleasen. De houding is: als je het niet met mij eens bent of mij bekritiseert, ben je mijn vijand. Uit die sfeer wilde ik ontsnappen.’
'Het was 2 graden boven nul in november, terwijl het in Mexico dan 30 graden is. Toen had ik wel spijt dat ik me niet beter in Nederland had verdiept'
Terwijl hij stage loopt in Italië en Canada probeert hij een jaar lang vergeefs een promotieplek te vinden, tot hij plots vier aanbiedingen krijgt - in de Verenigde Staten, in Spanje, in Mexico en in Nederland. Hij kiest voor Twente, waar het onderzoeksonderwerp hem het meest aanspreekt. ‘Het doel was om een kleine chip te maken waarmee ik door middel van een elektrisch veld een chemische reactie op gang kon brengen.’ Begin 2010 komt hij aan in Nederland.
Wat herinner je je van je eerste dagen hier?
‘Dat ik een paar keer met mijn fiets onderuitging in de sneeuw. Het was 2 graden boven nul in november, terwijl het in Mexico dan 30 graden is. Toen had ik wel spijt dat ik me niet beter in Nederland had verdiept, haha. Tulpen, dat was het enige dat ik wist van Nederland.’
Voelde je je welkom in Twente?
‘Mensen stonden klaar om mij te helpen, maar meer in de zin van: dit is wat we te bieden hebben, zorg dat je er gebruik van maakt. Voor mij als Mexicaan betekent iemand welkom heten dat je iemand warm en persoonlijk benadert. Het voelde alsof Nederlanders onverschillig waren, zo van: het kan me niet schelen dat je naast me zit, zolang je me maar niet in de weg zit. En als we moeten praten, hebben we het over werk en verder niks. Dat was de sfeer, daar paste ik me op aan. Vrienden worden met Nederlanders bleek helemaal moeilijk. Daarom besloot ik om de eerste jaren in een studentencomplex met andere internationale promovendi in een bubbel te blijven.’
‘Op de campus kwam ik voortdurend cultuurverschillen tegen. Het kon zomaar gebeuren dat iemand recht in mijn gezicht riep dat ik zijn tijd verdeed. Die directheid vond ik lomp, tot ik, ergens in mijn derde jaar, besefte: oh, dit is hun manier om aan te geven dat ze vrienden willen worden. Toen viel alles op zijn plek. Ik begon te begrijpen dat die Nederlandse directheid niet lullig is bedoeld, maar cultureel bepaald is. En dat ik geen ‘hug’ als begroeting hoef te verwachten, want Nederlandse collega’s uiten hun waardering niet fysiek, zoals Mexicanen, maar met een simpel ‘goedemorgen’ of een handdruk. Oprecht vragen: ‘Hé, hoe gaat het?’ is hun manier om te laten merken dat je iets voor ze betekent.’
Welke cultuurverschillen troffen je nog meer op de campus?
Met een lach: ‘Iets typisch Nederlands waar ik nooit aan zal wennen is koffietijd. Dat is een must! Dineren moet je stipt om zeven uur, of je nou trek hebt of niet. In Mexico kennen we geen vaste patronen. Dus ik drink mijn koffie in mijn eigen kantoor, wanneer ik zin heb. Als ik wil kletsen of een beetje lol wil maken met mijn collega’s, vind ik tussendoor wel een moment.’
Wat zijn de signalen dat een Nederlandse collega wel vrienden met je wil worden?
‘Het is een goed teken als ze je tijdens koffietijd bij het gesprek betrekken. Als een Nederlander voorstelt om een keer samen te sporten, is dat geen casual uitnodiging, dan willen ze echt contact met je. Zodra dat vaker gebeurt, ben je op de goede weg. Op een bepaald moment, dat kan jaren duren, zullen ze je uitnodigen voor een drankje, want Nederlanders voelen zich sociaal beter op hun gemak met wat alcohol erbij. Grappig hè, waarom zou dat zo zijn? Mexicanen hebben geen alcohol nodig om op de dansvloer uit hun dak te gaan.’
Het lijkt bijna alsof die directe Nederlanders eigenlijk gereserveerd zijn.
‘Nou, dat zou ik niet willen beweren, maar afstand is het sleutelwoord voor Nederlanders.’
Zijn er regels voor gespreksonderwerpen?
‘Ja, dat is ook een goeie! Nederlanders praten meestal over het weer en over sport en politiek, en met name geld is een belangrijk onderwerp. Het gaat niet over diepe zielenroerselen. Het gevoel wordt overal buitengehouden, het is een en al feiten, schema’s, agenda’s, alles georganiseerd, één, twee, drie, vier, dit is het protocol. Mensen overschrijden die rode lijn nooit, tenzij ze elkaar goed kennen. Dat geldt zowel binnen als buiten de universiteit.’
'Als international heb je niet de luxe om altijd op je eigen taal terug te kunnen vallen'
‘Overigens heeft die volksaard ook een mooie kant. Nederlandse studenten studeren heel gestructureerd, ze plannen alles. Dat bewonder ik, had ik dat vroeger maar gekund!’ Behoedzaam: ‘Het onderwijs in Mexico is niet zo goed als hier, de kwaliteit verschilt per universiteit. Toen ik in Nederland ging promoveren moest ik voor het eerst leren om een planning te maken en doelen te stellen. Die skills had ik niet.’
Hoe is het contact tussen Nederlanders en internationals in Twente?
‘Internationals mengen meer, er is wat meer bereidheid om elkaar te begrijpen. We moeten wel, want als international heb je niet de luxe om altijd op je eigen taal terug te kunnen vallen. Bij borrels staan Nederlanders meestal bij elkaar, als international hang je er soms bij. Tot op zekere hoogte begrijp ik dat, want als ik een Spaanstalige collega tegenkom stap ik ook vanzelf over op het Spaans. Maar in die eerste jaren voelde ik me eenzaam.’
Waar voelde je je wel thuis?
‘Ik vond de studentenverenigingen geweldig. Ik heb alles gedaan, van paardrijden en onderwaterhockey tot hardlopen en volleybal.’
Susarrey Arce staat op. ‘Wil je nog wat drinken? Je kunt trouwens ook blijven eten hoor!’
Sinds 2020 is hij universitair docent scheikunde. In 2023 werd Susarrey Arce verkozen tot docent van het jaar van de opleiding scheikundige technologie. Het lesgeven is hem duidelijk dierbaar. ‘Aan het eind van het afgelopen studiejaar zei ik tegen mijn studenten: ik zal jullie vertellen wat ik het komend jaar wil gaan doen, en ik wil graag van jullie weten hoe ik mijn lessen kan verbeteren. Maar ik wil niet bevooroordeeld zijn, dus je hoeft me dat niet persoonlijk te vertellen, ga maar naar mijn collega. Weet je wat er gebeurde? Het waren twaalf studenten, de meesten waren positief. Mijn collega zei: als jullie er zo over denken, zou ik gewoon naar Arturo gaan en hem feliciteren.’ Hij zucht zachtjes. ’Nouja, toen stonden ze opeens allemaal in mijn kantoor. Het was heel emotioneel.’
In Mexico zou hij als universitair docent niet openlijk kunnen samenleven met een man, vertelt hij. Dat dat in Twente wel kan, betekent niet dat hij zijn geaardheid voluit viert op de campus. ‘Als kind uit een conservatieve familie leerde ik om mezelf te camoufleren, die neiging heb ik nog steeds. Ik loop niet met mijn geaardheid te koop, maar als iemand me ernaar vraagt, vertel ik het gewoon. Die houding zie ik terug bij collega’s. Ik ken maar twee of drie docenten en hoogleraren die openlijk gay zijn.’
Doet de universiteit genoeg om inclusie te bevorderen?
‘De universiteit heeft tegenwoordig allerlei richtlijnen omtrent inclusie. Maar wordt de LHBT-gemeenschap echt vertegenwoordigd op de campus? Volgens mij niet. Ik heb geen cijfers voor je, maar hoeveel lesbiennes, homo’s en non-binaire mensen in Twente zijn er universitair docent of hoogleraar? Men richt zich vooral op een evenwichtige verhouding tussen mannen en vrouwen – waar ik overigens voor ben. Maar er worden weinig mensen gepromoveerd die niet hetero zijn, terwijl dat tenminste nog iets zou doen voor de inclusie die de universiteit beweert in de praktijk te brengen. Dat gezegd hebbende, zou ik ook geen promotie willen krijgen puur omdat ik gay ben. Het gaat om wat ik de universiteit te bieden heb.’
Hij veert op. ‘Ik vind het wel belangrijk om te zeggen dat Nederland mij alles heeft gegeven – mijn vrijheid, mijn geluk, mijn werk, mijn familie. Daarom raakt het me als mensen tegen me zeggen dat ze hier geen internationals meer willen, want ik wil hier niet weg. Zonder Nederland zou ik nu niet zijn wie ik ben. Ik ben jullie dankbaar, het is vanwege jullie dat ik hier wil zijn, en ik wil hard werken voor jullie. Maar ik wil niet het gevoel krijgen dat ik word buitengesloten. Want dat is nu op het nieuws een dagelijkse discussie.’
'Elke dag zien we op het nieuws dat er iemand is vermoord. Maar hier klagen mensen omdat er wat blaadjes van de boom van de buren op hun tuin zijn gevallen. Snap jij dat?'
Terwijl de Nederlandse overheid ijvert voor het terugdringen van het aantal internationale studenten, ijvert Susarrey Arce onverminderd voor internationale samenwerking. Sinds 2024 coördineert hij de samenwerking tussen de Universiteit Twente en de Mexicaanse universiteit Tecnológico de Monterrey. ‘Dat betekent dat ik studenten, onderzoekers en docenten uit dat gebied de weg wijs in Twente, zodat ze hier kunnen opbloeien, net als ik. Ik wil jonge generaties leren hoe ze zichzelf beter kunnen verkopen. Want Mexicanen bedrijven goede wetenschap, maar we hebben met veel vooroordelen te maken. Het breekt mijn hart als ik merk dat mensen Mexico alleen maar zien als een land dat alleen maar draait om resorts, drugs en corruptie. Terwijl wij echt wat te bieden hebben, ook al gaan de ontwikkelingen in Mexico langzamer dan hier.’
Heb je persoonlijk weleens met vooroordelen te maken?
‘Nu niet meer, maar als promovendus werd ik niet altijd serieus genomen. Het idee was: hé een Mexicaan, dat wordt lachen, waar is het feestje? Sommige collega’s denken dat ik lekker op vakantie ga als ik naar Mexico reis, alleen of met een delegatie. Alsof ik daar een beetje cocktails zit te drinken. Terwijl we in werkelijkheid educatieve programma’s en onderzoeksprogramma’s aan het opzetten zijn.’
Heeft je leven hier je blik op Mexico veranderd?
‘Niet echt. Maar ik woon hier nu veertien jaar, en als ik soms zie waar mensen zich in dit land druk over maken, ben ik verbijsterd. Mijn land is een puinhoop. Mexico wordt geteisterd door criminaliteit, vandalisme, drugshandel en femicide. Tien jaar geleden werd een vriend van mij in de metro neergeknald door iemand die zijn telefoon wilde stelen. Een van mijn beste vrienden kwam in een supermarkt in een schietpartij terecht. Elke dag zien we op het nieuws dat er iemand is vermoord. Maar hier klagen mensen omdat er wat blaadjes van de boom van de buren op hun tuin zijn gevallen. Snap jij dat?’
Je werd net emotioneel toen het ging over de politieke en maatschappelijke druk op internationals die hier komen voor werk of studie. Die druk is sinds het nieuwe kabinet intenser geworden.
‘Ja, maar niet zozeer aan de universiteit, hier vindt men het juist belangrijk om de internationalisering door te zetten. De druk komt meer vanuit de regering. Ik heb het gevoel dat men niet inziet hoeveel moeite internationals doen om naar Twente te komen voor werk of studie. Het is zo makkelijk om te zeggen: we willen van jullie af, want jullie pakken onze huizen af en halen onze kennis weg. Ik vind dat niet eerlijk, het is een vorm van propaganda, want kennisoverdracht is iets wat we als mens dagelijks doen, en het is bij uitstek iets waar we op onderwijsniveau voor zouden moeten vechten.
Als international komen we hier met al onze ambities, dromen en hoop, en daar offeren we ook iets voor op. Voor sommigen van ons neemt het leven hier obstakels weg, waar we in ons vaderland tegenaan liepen. Maar elke dag dat we hier zijn, missen we de nabijheid van onze familie. In plaats van bang te zijn voor ons, zou de regering trots moeten zijn dat wij Nederland hebben verkozen als ons baken van kennis en inspiratie. Internationals komen hier niet alleen om iets te halen, wij brengen onze denkkracht mee. Vergeet niet dat sommige studenten hier blijven voor werk. Veel mensen die na hun werk of studie weer naar het buitenland gaan, komen hier terug vanwege alle goede herinneringen. Dus wat is het probleem?’
Wat doet deze dreiging voor het campusleven?
‘Heel veel. De UT heeft veel buitenlandse studenten, wat gebeurt er met het budget als zij moeten vertrekken? Wie weet moet ik over een paar jaar wel een nieuwe baan zoeken?’
Welk advies zou je willen geven aan internationals die overwegen om naar Twente te komen?
‘Laat je niet bang maken door het huidige politieke beleid. Als jij denkt dat je in Twente een goede opleiding kunt krijgen, ga er dan voor, want veel problemen zullen in de loop van de tijd wel worden opgelost.’ Susarrey Arce glimlacht. ‘Misschien ben ik te politiek correct en zie ik alles te positief. Maar ik heb in mijn leven zoveel ellende meegemaakt dat ik optimistisch wil blijven, desnoods tegen de klippen op.’