‘Als kind kreeg ik complimenten als ik dingen uit mezelf deed. Mijn ouders werkten veel, mijn vader als marktkoopman, mijn moeder in de winkel en later op kantoor. Ze waren ’s ochtends vroeg de deur uit, en ’s avond ging het werk door. Daar kijk ik niet vervelend op terug hoor, integendeel. Maar het vormde me wel. Ik was snel zelfstandig, pakte uit mezelf de stofzuiger of ging bakken. Nog steeds associeer ik iets zelf doen met dat gevoel van gewaardeerd worden.’
‘Die associatie was me tot last in het verdere leven. Want het is onpraktisch en niet fijn om alles zelf te doen. Ik vind het moeilijk om hulp te vragen. Laatst stond ik met lood in de schoenen bij de buurvrouw aan te bellen om te vragen of ze mijn hondje tussen de middag wilde meenemen bij haar wandeling. Natuurlijk wilde ze dat, ze heeft zelf ook een hond. Maar ik krijg er soms buikpijn van om die hulp te vragen.’
‘Het accepteren dat ik geen hulpvrager ben, heeft me geholpen. Ik weet nu hoe ik in elkaar steek en heb daar vrede mee. Een coach zei jaren geleden: “Het geeft toch een goed gevoel als je iemand helpt? Dan moet je een ander dat ook niet misgunnen.” Dat is natuurlijk waar. Maar ik hoef mezelf niet te veranderen en met het gevolg kan ik prima leven. Bijvoorbeeld dat ik al een jaar een nieuwe keuken nodig heb, en dus weer heel goed kan afwassen.’
‘Ik ben enthousiast, creatief, impulsief en initiatiefrijk. Heb altijd meerdere ideeën en daar wil ik meteen mee aan de slag. Daarmee zit ik op de UT op mijn plek. Bij Marketing & Communicatie heb ik een vrije rol. Als ik kansen zie, duik ik erin. Zo focus ik op personal branding. Oftewel, onze wetenschappers beter over het voetlicht krijgen. Of dat nu bij hun vakgenoten is, of bij het grote publiek.’
‘Die energie komt me goed van pas in mijn werk, maar er zit ook een keerzijde aan. Collega’s kunnen geïntimideerd raken door mijn enthousiasme. Ik kan dominant en te zelfverzekerd overkomen. Als het me te langzaam gaat, dan heb ik de neiging het zelf te doen. Dat is niet goed. In een team heeft ieder persoon z’n eigen kwaliteiten en daar moet ruimte voor zijn. Daarom ben ik zo blij met mijn vrije rol. Vroeger was ik leidinggevende, had zo’n achttien man in mijn team. Bij zo’n grote club word je manager, moet je controleren of iedereen wel doet wat verwacht wordt. Dat past niet bij me.’
‘Ik ben nu 53 en werk alweer elf jaar op de UT. Eigenlijk is het best logisch om weer eens een stap te maken, een nieuwe omgeving te zoeken. Dat hoort eigenlijk ook zo, vind ik. Maar ik ben nog niet uitgekeken. Ik kan steeds nieuwe projecten oppakken, waardoor het werk interessant blijft. Toch sluit ik niet uit dat ik nog eens ergens kijk.’
‘Een duidelijke stip waar ik naartoe wil, heb ik voor mezelf niet echt. Ik heb vooral uitdaging nodig en moet het gevoel hebben dat ik waarde toevoeg. Voor de UT als organisatie is dat juist wel die stip aan de horizon zetten. Zo denk ik dat we een plek aan tafel moeten hebben bij de Topsector Life Science & Health. Wanneer we hiervoor de lobby beginnen, draag ik graag bij met goed getimede PR. Dit soort communicatie, heel gericht en met het doel om de organisatie specifiek te profileren – daar loop ik warm voor.’
‘Met techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek, die zich al goed op de kaart zet, had ik bijvoorbeeld een gesprek. Ik zei: zou het niet mooi zijn als je met drie jaar een keynote geeft bij het World Economic Forum? Als dat je doel is, dan kun je de route uitstippelen. Of ik krijg een telefoontje van Jennifer Herek, de decaan TNW. “We hebben een beetje van je magie nodig.” Dan help ik de briljante, maar ook een beetje bescheiden onderzoeker, Sonia Garcia Blanco met een lezing. Als ze dan andere sprekers op dat evenement wegblaast, dan denk ik: hier is een wereld te winnen.’
‘Als het niet goed met me gaat, dan hoor ik dat van mijn lichaam. Ik krijg buikpijn, misselijkheid en uiteindelijk zelfs hartkloppingen. Van nature heb ik de neiging om veel te lang door te gaan in een slechte situatie. Zo was ik twee keer getrouwd. Mijn eerste man leerde ik kennen op mijn zestiende. We gingen naar Rotterdam, adopteerden onze zoon en emigreerden naar Suriname. Maar het huwelijk was niet goed, hoewel ik dat niet zag. Ik wil niet teveel zeggen over mijn exen, want het zijn de vaders van mijn kinderen. Maar ik kan wel terugkijken op mijn eigen rol: ik vluchtte in het regelen en managen van het huwelijk en plannen maken.’
‘Want dat is het makkelijkste voor mij. In Suriname had ik zo mijn draai gevonden. Ik was kostwinner en had sociale contacten. Toen het huwelijk na 21 jaar strandde, heb ik er nog een tijdje gewoond. Toen was ik op mezelf teruggeworpen, voor het eerst draaide het om mij. Dat was gek. Zo liep ik in de supermarkt en dacht: wat moet ik in vredesnaam kopen, wat vind ík nu eigenlijk lekker? Na vier jaar besloot ik om weer naar huis te gaan. Terug naar Almelo, dicht bij mijn familie. Toen was ik veertig.’
‘Mijn tweede huwelijk werd geen succes en dat sleepte ook te lang door. Ik had lichamelijke klachten en de artsen dachten aan een posttraumatisch stresssyndroom, opgelopen in het eerste huwelijk. Uiteindelijk zat ik bij de psycholoog. Die zal niet zeggen dat het huwelijk niet goed is, maar ik leerde dat ik een liefdevolle relatie miste in mijn leven. Eindelijk zag ik dat niet alle mannen kil en afstandelijk zijn, en dat ik mijn lat niet te hoog leg. Ik heb niet veel nodig, maar af en toe eens horen dat je er lekker uit ziet, dat is wel minimaal.’
‘Dat ik me ongelukkig voelde, heeft veel te lang geduurd. Het is moeilijk om het roer om te gooien, om te zeggen: het moet anders. Maar het leven hoort geen gevangenis te zijn. Dat wil ik mijn zoon van 20 en dochter van 13 meegeven. Als ik naar hen kijk, dan ben ik zó trots. Mijn zoon bewandelt zijn eigen pad. Als hij op straat loopt, dan zie je echt iemand. Met z’n lange jas, z’n alternatieve kleren en dreadlocks. Met mijn dochter ben ik drukker, dat komt door de leeftijd. Zij begint het leven te ontdekken en daar wil ik haar zo goed mogelijk bij helpen.’
‘Lang dacht ik: het belangrijkste voor mijn dochter is om zelfstandig te worden en financieel onafhankelijk. Maar nu ik mezelf beter in de spiegel aankijk, maakt dat langzaam plaats voor iets anders. Zelfstandigheid blijft belangrijk, maar daar hoort jezelf zijn bij. Ik hoop dat de kinderen doen waar ze zich goed bij voelen, dat ze hun hart volgen. Dát is het belangrijkste.’
‘Ik spreek natuurlijk uit eigen ervaring. Sinds anderhalf jaar heb ik een heerlijke relatie, met een stabiele man, die me waardeert om wie ik ben en dat ook laat weten. Hij is weduwnaar, heeft een geweldige vriendengroep en een eigen leven. Dat is nieuw voor mij en ik geniet ervan om daar deel van uit te maken. Die nieuwe start met Richard, is het beste wat me kon overkomen.’
‘In mijn karakter zit om verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb altijd fulltime gewerkt en wil dat ook niet anders. Heeft een collega geen tijd, dan pak ik de klus op. Maar dat gevoel van verantwoordelijkheid kan zich ook tegen je keren. Richard zegt dat heel mooi: “… en in China valt een zak rijst om”. Dus nee, je hoeft niet overal verantwoordelijk voor te zijn. Als ik zorg voor mijn deel van de wereld, dan is het genoeg.’
‘Toen ik vijftig werd, moest ik wel even slikken. Dan komt de sterfelijkheid dichterbij. Gelukkig is Richard er dan, die zegt: “Wees blij dat je ouder wordt”. Hij heeft gelijk. Je krijgt meer perspectief en hoeft niet altijd te hollen. De kinderen worden volwassen en nemen verantwoordelijkheid voor hun eigen leven. Je krijgt er ruimte voor terug.’
‘Ik ben geboren en getogen in Almelo. Op mijn veertigste kwam ik terug en hier wil ik blijven. Almelo heeft een slechte naam, maar de stad is de afgelopen jaren flink opgeknapt. Ik ben trots op mijn stad en probeer bij te dragen aan de leefbaarheid. Mijn stelregel is dat ik minimaal één keer per jaar iets terug wil doen in de vorm van vrijwilligerswerk. Bijvoorbeeld bij Het Verzet Kraakt, een groot project over de bankroof in 1944. Maar ook bij Halloween steek ik de handen uit de mouwen.’
‘Ik moet er als fulltime werkende en alleenstaande moeder op letten dat er maar 24 uur in een dag zitten. ’s Avonds op de bank thuis doe ik eigenlijk niets. Ik speel bijvoorbeeld een spelletje op de telefoon. Dat is nodig, omdat ik anders niet kan slapen. En ik wandel, heb me dit jaar weer ingeschreven voor de Nijmeegse Vierdaagse. Dat wordt de zesde keer dat ik ‘m loop. Trainen kost veel tijd, maar als ik eenmaal op pad ben, dan geniet ik intens. Ik kies routes door heel Twente, zodat ik steeds op nieuwe plekken kom. Wandelen is de ultieme manier om ruimte te maken in het hoofd.’