Ze gelooft in practica. Ingenieurs leren en denken vooral met hun handen, beweert docent Janneke Alers. Daar stelt ze hen maar wat graag toe in staat. In plaats van de geleerde theorie over celbiologie in de praktijk toe te passen, draait Alers het om: Laat studenten maar ergens tegenaan lopen tijdens practica, dan gaat ze er in de theorie dieper op in.
Daarbij is de sfeer in het lab anders dan in de collegeruimte. Ergens een praatje maken, even bijsturen. Het is allemaal wat losser en toegankelijker dan een typische collegezaal. Niet dat ze haar hand omdraait voor hoorcolleges, maar anderhalf uur lang stof opdreunen voor een anonieme massa is er niet bij. Er zit altijd wel een quiz- of spelelement in de les verweven. En ze leert de studenten altijd graag bij gezicht en naam kennen.
Die persoonlijke benadering komt ook terug in haar rol als tutor. Ze ziet dat studenten behoefte hebben aan inhoudelijke begeleiding. Vanaf het moment dat een eerstejaars binnenkomt tot het moment hij of zij het masterdiploma binnenhaalt… Ze mag een stukje meelopen. En ze geeft studenten graag het vertrouwen dat ze de klus kunnen klaren. Om ze vervolgens boven zichzelf uit te zien stijgen in die periode is een groot geschenk voor Alers. Dat maakt het onderwijs de moeite meer dan waard.
Als coördinator van drie modules binnen het Twents Onderwijsmodel ziet ze knelpunten. En studenten zijn natuurlijk ook niet gek. Zij weten precies waar de schoen wringt. Ze vraagt best wat van haar studenten. Inhoudelijk ligt de lat hoog. Immers, als ze het niet proberen, hoe weten ze dan of ze iets kunnen?
De passie voor onderwijs is haar niet met de paplepel ingegoten. Voordat ze in 2008 begon te werken aan de UT, werkte ze tien jaar als onderzoeker en beleidsmaker voor KWF Kankerbestrijding. Alers is naar eigen zeggen een van de weinige UT’ers die volledig is aangesteld als docent, dat is ze sinds 2011. Onderzoek laat ze aan anderen over binnen de Developmental BioEngineering-vakgroep. Haar kracht zit ‘m in het maken en aanreiken van de bouwstenen. Dan mogen haar collega’s vervolgens wel met de aansprekende onderzoekvoorbeelden komen. Zo kunnen ze elkaar versterken. Anders dan dat, zou ze het ook niet willen.
Last but not least, de samenwerking met studentassistenten is onmisbaar. Met tien tot vijftien studentassistenten vorm ze een hecht team. Dat moet ook wel: ze staan er ook namens haar te helpen en ze zijn haar voelsprieten om te peilen waar haar studenten mee zitten. De jaarlijkse barbecue bij haar thuis voor de assistenten is tegelijkertijd een evaluatiemoment. Want zonder hen kan ze niet het onderwijs geven wat ze wil geven. Onderwijs is en blijft teamwork.