De efficiëntie van het onderwijs wordt nu al een tijdje onder de loep genomen en is één van de financiële maatregelen om de UT gezonder te maken. Waarom is dit noodzakelijk?
Veldkamp: ‘De financiën zijn meer onder druk komen te staan; er zijn steeds minder studenten en ook de vergoeding per student is minder. Dan gaan zaken op een gegeven moment knellen. Daarom is het belangrijk dat we per opleiding inzicht krijgen in de kosten en opbrengsten.’
Afgelopen november was er een analyse: bij een instroom van zestig eerstejaars draait een bacheloropleiding break-even. Gaat zo’n quotum de eis worden aan opleidingen?
Veldkamp: ‘Nee, dat is zeker niet de bedoeling. Wat we wel introduceren is een verplichte begroting per opleiding. Als dat financiële inzicht er is, dan kunnen de opleidingen samen met het faculteitsbestuur afspraken maken en er bewust op sturen.’
Dat is niet iets waar een college van bestuur zich mee wil bemoeien?
Veldkamp: ‘Nee, we kijken alleen in overleg met de faculteitsbesturen naar het totaalaanbod. We gaan niet micromanagen op opleidingsniveau, daar willen we ver weg van blijven. Bovendien hebben opleidingen allemaal een zekere eigenheid, die heb je ook te respecteren. Een belangrijk effect dat ik hoop te zien is dat opleidingen van elkaar kunnen leren: waar zitten inefficiënties in hun onderwijs?’
Bondarouk: ‘Het is niet zo dat cijfers hun eigen leven moeten leiden, maar die cijfermatige onderbouwing moet wel zorgen voor bewustwording onder het opleidingsmanagement. Het draait uiteindelijk om responsible ownership, dat elke betrokkene geïnformeerde beslissingen kan nemen.’
‘Future-proof education’
Het toekomstbestendig maken van het UT-onderwijs werd vorig jaar geïntroduceerd als één van de twintig zogeheten ‘building blocks’; maatregelen om de UT financieel gezonder en toekomstbestendiger te maken. Met ‘future-proof education’ hoopt de UT – met maatregelen van huisvesting tot ondersteuning – zo’n 6 tot 10 miljoen euro te besparen. Het efficiënter aanbieden van het onderwijs is daarbij een belangrijke ingreep. Tanya Bondarouk, decaan van de faculteit BMS, is als lead dean kartrekker van het project.
Onderwijs efficiënter maken, gaat dat niet ten koste van kwaliteit?
Bondarouk: ‘De hoogste prioriteit is en blijft goed kwalitatief onderwijs geven. Daar staan we om bekend als universiteit en dat is non-negotiable. Het toekomstbestendig maken van ons onderwijs is geen pure kostenbesparingsexercitie. Dit traject is namelijk in lijn met de in 2023 geïntroduceerde onderwijsvisie. Maar je moet ook realistisch zijn: je kunt maar zoveel geld uitgeven als je beschikbaar hebt.’
Veldkamp: ‘Het is inderdaad niet besparen om te besparen. De inhoud van het onderwijs staat voorop. Het is alleen dat de focus eerder bijna exclusief op kwaliteit lag, maar die komt nu ook meer te liggen op kwantiteit.’
Is het niet vreemd dat er geen inzicht was in wat het UT-onderwijs kost en oplevert? Niet om de universiteit met een bedrijf te vergelijken, maar een bedrijf weet toch ook wat de kostprijs is van een product en wat de winstmarge is?
Veldkamp: ‘We kunnen vaststellen dat we het niet wisten. Eerder kwam het geld zogezegd op een grote hoop terecht en via een verdeelmodel verdeeld onder faculteiten en opleidingen. De behoefte om erin te duiken was veel minder aanwezig voordat de bezuinigingsdruk er kwam.’
Bondarouk: ‘De tijden zijn veranderd. Je kan niet vijf à zeven jaar doen om zo’n verandering te implementeren. Door omstandigheden wordt daar nu meer vaart achter gezet.’
Wat kunnen jullie nu al concluderen over enkele – misschien wel gemiste – doelmatigheidsslagen?
Veldkamp: ‘Inefficiëntie zit zeker niet in het verzorgen van het onderwijs. Tentamens kosten daarentegen wel relatief veel tijd.’
Bondarouk: ‘Er is geen bewijs dat studieresultaten verbonden zijn aan het aantal tentamens. Maar het is daarmee niet gezegd dat je drastisch moet schrappen in het aantal tentamens dat je aanbiedt als opleiding. Het kan wel zo zijn dat het schrappen van één tentamen een kleine moeite is met een grote efficiëntieslag. Maar in andere gevallen kan een kleine verandering bijzonder veel energie kosten. Belangrijk is dat een opleiding daar een zekere mate van grip op heeft.’
Veldkamp: ‘De grote kostenposten zitten logischerwijs in de mensuren en de infrastructuur. Met name met het oog op het onderwerp werkdruk is het goed om inzichtelijk te krijgen en bespreekbaar te maken waar uren in zitten en of dat wel zo wenselijk is. Dat zou kunnen helpen om de werkdruk te verlichten. Ook dat is een belangrijk effect dat we voor ogen hebben hiermee.’
De UT heeft met het Twents Onderwijsmodel een vrij (arbeids)intensieve onderwijsvorm. Luidt deze beweging het einde daarvan in?
Veldkamp: ‘Nee, de kern en inhoud daarvan blijft volledig overeind. Het Twents Onderwijsmodel beweegt wel mee met actuele ontwikkelingen. Neem bijvoorbeeld de recente aanpassing van de onderwijs- en examenregeling. Doordat toetsresultaten oneindig geldig blijven, verlicht dat de toetsdruk en corrigeert het inefficiënties.’
Volgen er consequenties als een opleiding door een bepaalde ondergrens heen zakt qua instroom of andere financiële levensvatbaarheid?
Veldkamp: ‘Het is aan een faculteitsbestuur om een integrale afweging te maken. Nogmaals, dat moet je als college van bestuur niet willen micromanagen. Zo’n beslissing van een faculteitsbestuur draait niet alleen om zwarte of rode cijfers, het gaat ook om de vraag welke opleiding je wil of móét aanbieden. Je ziet het nu ook met de afbouw van ATLAS. Dat is een beslissing die met pijn in het hart genomen is. De opleiding sluit perfect aan op het profiel van de universiteit en de kwaliteit van het programma staat buiten kijf. Toch moet je ook open en eerlijk kijken naar de instroom en je conclusies trekken. Maar dat blijft altijd een bijzonder moeilijke knoop om door te hakken. Bovendien, het stoppen van een opleiding kost bijna net zoveel als het starten van een opleiding.’
Bondarouk: ‘Het toekomstbestendig maken van ons onderwijs draait niet alleen om bezuinigen en de efficiëntie van opleidingen. We zetten in dit kader ook in op het verder ontwikkelen van lifelong learning, ook met een regionaal accent. En het stabiliseren van instroom bijvoorbeeld.’
Veldkamp: ‘Of het herverpakken van bestaande opleidingen of het starten van nieuwe opleidingen. Zo heeft EEMCS concrete plannen voor een AI-opleiding en willen we ook graag snel een opleiding van de Vrije Universiteit hier in Twente aanbieden.’
Wat moet nog geregeld worden voordat elke opleiding een eigen begroting heeft?
Veldkamp: ‘Opleidingsdirecteuren en controllers gaan samen aan de slag om de opleidingen te budgetteren, waarbij ze de benodigde ondersteuning krijgen. Vervolgens is het zaak om de verantwoordelijkheden van de opleidingsdirecteuren goed te beleggen; ze krijgen er namelijk extra verantwoordelijkheden bij. We kijken ook of we de onderwijsondersteuning nog beter kunnen harmoniseren. Nog niet alles is in steen gegoten, maar de ambitie is in ieder geval om komend collegejaar een start hiermee te maken.’