Voor Kees Venner draait alles in onderwijs om de zone of proximal development. Klinkt hoogdravend, maar dat valt in de praktijk reuze mee. Zie het als dat hij als docent een balletje heeft en jij als student een mand. Heb je het mandje op je rug, dan maak je het hem verdomd moeilijk om het balletje erin te gooien. Gooit hij te hard, dan heeft dat ook onherroepelijk een misser tot gevolg. Het punt is: de student en de docent hebben allebei de verantwoordelijkheid om het elkaar zo makkelijk mogelijk te maken. In die zone kunnen studenten wat van hem opsteken.
Onderwijs is immers een veel dynamischer geheel geworden, heeft Venner uit eerste hand ervaren. Studenten hebben in de jaren dat hij lesgeeft steeds meer schermen voor hun neus gekregen. De afleiding en bijbehorende concentratieverslappingen liggen des te meer op de loer. En dat helpt niet bepaald bij systematisch problemen oplossen. Aan slimme mensen ontbreekt het niet, maar probeer maar eens tot ze door te dringen.
Venner stond uiteindelijk voor een tweesprong: hij kon kiezen voor de weg van gelatenheid en blijven mopperen. Of de mouwen opstropen en kijken of – en vooral ook hoe – het anders kon. Het werd dat laatste. Venner koos ondanks de toch al hoge werkdruk voor extra inspanning, in de vorm van een SKO-traject. Het bracht hem een andere kijk op zijn onderwijs en beter begrip van het leerproces van zijn studenten. Zo leert hij, zelfs als hoogleraar, constant bij door te experimenteren met zijn eigen modus operandi.
Zijn dagtaak is per slot van rekening het opleiden van ingenieurs. Dat zijn de probleemoplossers van morgen, de praktisch denkende professionals. De mensen die kennis hebben van de krachten der natuur en weten dat hun berekeningen moeten kloppen. Want als het gaat om immense, levensechte bouwwerken, kun je je geen fouten permitteren. Daarom leren ze onder Venners auspiciën dat er simpelweg ook foute antwoorden zijn.
Venner ziet als zowel hoogleraar en karateleraar weinig verschil tussen de collegezaal en de dojo. Het principe blijft hetzelfde: de gedeelde verantwoordelijkheid van de toegewijde meester en de leergierige gezel. En de wil om hard te werken voor progressie moet er onherroepelijk zijn. Want je moet oefenen als je je als student iets eigen wil maken. Ook al is het verhaal dat de docent afsteekt volstrekt logisch. Als je wil nadenken en doen, houd je je mand gereed. En kan Venner met speels gemak het balletje erin gooien.
Dit was de laatste aflevering van deze rubriek. Meer lezen? Klik op het onderstaande blokje.