Vandaag staat tijdens de onderwijsdag de kwaliteit van de UT centraal. Een goed begin is het halve werk, moet de organisatie gedacht hebben. Daarom openden rector magnificus Brinksma en voormalig CvB’er van de TU Delft Paul Rullman met een antwoord op die ene vraag: wat is kwaliteit eigenlijk?
Hoewel; een écht antwoord op die vraag blijkt nog niet zo makkelijk te geven. Ed Brinksma zocht het in wat quote’s van Seneca (‘kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit’), Henry Ford (‘kwaliteit betekent het goede doen als niemand kijkt’) en Robert Pirsig (‘echte kwaliteit is besmettelijk’), maar kwam uiteindelijk met het antwoord op de vraag wat kwaliteit vooral niet is. ‘Kwantiteit is niet kwaliteit, maar wel gecorreleerd met goed gekozen kwantitatieve parameters.’ Of, met andere woorden: ‘We moeten door de cijfers heen zien waar we mee bezig zijn.’
Vervolgens liet Brinksma Rullman aan het woord, die aan het hoofd stond van de onafhankelijke commissie die UT’s proefvisitatie uitvoerde. Volgens Rullman is onderwijskwaliteit te definiëren als het antwoord op de vraag ‘doe je de goede dingen en doe je die dingen goed?’ De narigheid is dat dat moeilijk objectief te meten is. Daarom wordt kwaliteit vooral beoordeeld op de eerste vraag: ‘doe je de goede dingen?’ Want, zegt Rullman, ‘je kunt de tevredenheid meten, de baanzekerheid, maar die worden ook beïnvloed door andere factoren. Uiteindelijk is daardoor de proceskwaliteit de enige beperkte houvast.’
Rullman liep alvast vooruit op de manier waarop de NVAO naar de kwaliteit van de UT kijkt. ‘De commissie wil je een brevet geven waarop staat dat je in control bent. Je moet bewijzen dat je signaleert én reageert. Dat je mechanismen hebt om dingen op te vangen die niet goed gaan.’
Nieuw systeem
Volgens Rullman is het logisch dat er een nieuw systeem is gekomen om de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen. Het oude systeem voldeed niet meer. ‘Zo’n stelsel doet ervaring op en wordt steeds specifieker, steeds intensiever. Reken er maar op dat er hierna weer een nieuw systeem komt; overdetaillering ligt gewoon wéér op de loer. Dat komt ook omdat er zo veel belang aan wordt gehecht. Toen het huidige systeem werd ontwikkeld, leefden we in een high trust society. Dat is nu anders. Er is een grote krampachtigheid, zo blijkt wel uit de diplomaschandalen. Heel de maatschappij bemoeit zich ermee. Zelfs oefenen kan niet meer, nu colleges vallen naar aanleiding van een proefaudit. De inspectie weet: als we een fout maken, valt de samenleving over óns heen. Die low trust society gaat wel weer over, maar nu moeten we er mee dealen.’
Na een periode van overdetaillering is het nu dus tijd voor een toets op de grote lijnen. Dat heeft voordelen, omdat het goed doorstaan van de toets betekent dat er zes jaar geen beoordeling meer plaatsvindt. ‘Uiteindelijk moet je iedere dag besef hebben van kwaliteit, maar zo zit het systeem niet in elkaar. Je bent blij dat je er dan zes jaar vanaf bent,’ is Rullman realistisch. Maar, waarschuwt hij, zo’n toets waarbij niet ieder detail wordt doorgenomen, is lastig voor te bereiden. ‘Je staat op een tennisveld waar de bal van alle kanten kan komen.’