In de zestigjarige geschiedenis van de UT ging er geen jaar voorbij zonder verandering of aanpassing. Dat gold ook voor de jaren 2011 tot en met 2015. Sterker nog, die periode stond bol van de omslagen, maar vraag studenten, docenten en medewerkers uit die jaren naar hét thema dat destijds centraal stond en het grootste gedeelte zal uitkomen op een koerswijziging die niemand oversloeg: de invoering van Tom, het Twents Onderwijsmodel.
Dat weet ook Ed Brinksma, toen rector magnificus. Vanuit zijn bescheiden ruimte op de derde verdieping van Zilverling – als hoogleraar is de huidige bestuursvoorzitter van de Erasmus Universiteit Rotterdam nog aan de UT verbonden – verklaart hij waarom TOM zoveel herinneringen met zich meebrengt.
Allesomvattend
‘In die jaren zijn we van zes naar vier onderzoeksinstituten gegaan, twee faculteiten zijn gefuseerd, ATLAS werd opgericht, net als het DesignLab. Allemaal de moeite waard, maar TOM was zo allesomvattend. Over de volle breedte van de universiteit kwam het binnen. Niemand ontsnapte er aan. Veel koerswijzigingen staan vaak ver van studenten af, maar dit keer niet’, blikt Brinksma terug.
Vijf principes van TOM
- Het onderwijs wordt aangeboden in modules van tien weken (vijftien studiepunten). Elke module wordt in zijn geheel afgerond. De modules bestaan uit verschillende onderdelen die thematisch met elkaar samenhangen.
- Het werken aan een project vormt de kern van een module.
- Eigen verantwoordelijkheid. Studenten nemen zelf regie over hun leerproces. Omdat de modules grote eenheden zijn, is het van belang dat studenten gedurende de tien weken regelmatig feedback krijgen over hun voortgang.
- Samenwerking tussen studenten. Studenten werken in groepen aan hun projecten en ook in de moduleonderdelen wordt samenwerking gestimuleerd.
- Snel op de juiste plek. Alle bacheloropleidingen bestaan uit twaalf modules. De eerste twee modules hebben een selecterende en verwijzende functie, waardoor studenten binnen een half jaar een goed beeld hebben van de aard en de inhoud van de opleiding. Aan het eind van het eerste jaar krijgen studenten een Bindend Studie Advies (BSA) waarbij drie van de vier modules gehaald moeten zijn.
De motieven voor de invoering van TOM staan Brinksma nog helder voor geest. Daarin ziet hij een opvallende tegenstelling met nu. 'Studenten lopen tegen een burn-out aan en zijn overbelast. De vraag is nu of we studenten niet met te veel opzadelen. Destijds kregen we juist de opdracht vanuit de overheid om studenten harder aan te pakken. De intensiteit moest omhoog en het ministerie wilde meer zien dan lippendienst.’
'Ik werd gedwongen te kijken naar al die studenten die ingeschreven stonden met geen enkel studiepunt. Waar waren die mensen? Dat was confronterend om te zien'
Digitalisering
Volgens Brinksma was het ook broodnodig om in te grijpen. De UT zakte in landelijke lijsten weg naar de middenmoot en het percentage langstudeerders lag veel te hoog. Bovendien, zo meende Brinksma, moest de UT zich wapenen tegen de opkomende digitalisering. ‘Er moest wat gebeuren. Ik werd gedwongen te kijken naar al die studenten die ingeschreven stonden met geen enkel studiepunt. Waar waren die mensen? Dat was confronterend om te zien. Een hoop van die studenten waren gemarginaliseerd en niemand bekommerde zich daar om. Ze leefden als het ware onder een steen.’
De komst van de digitalisering kon binnen TOM gekoppeld worden aan de invoering van projecten. ‘We wilden onszelf niet verliezen als onderwijsinstelling. De tijd van hoorcolleges om kennis door te geven was voorbij. Leren door doen moest centraal komen te staan: een project met thematische vakken eromheen’, aldus Brinksma.
Starre houding
In de Uraad botste het tijdens de in- en uitvoering van TOM meer dan regelmatig. Luuk Geurts vertegenwoordigde destijds UReka en herinnert zich de botsingen tussen raad en CvB nog goed. ‘Wij kregen veel signalen dat de invoer en uitvoer van TOM knelde en voor problemen zorgde zowel bij studenten, medewerkers als opleidingen. Wij wouden graag TOM op een aantal punten wat aanpassen, terwijl het bij het CvB alles of niets was. Ik verweet hen een starre houding. Alles moest en zou er komen en de problemen werden gebagatelliseerd’, aldus Geurts die bedrijfskunde studeerde aan de UT.
Was er met TOM nog wel tijd vrij voor studentenactivisme? Dat was in de Uraad maar ook zeker onder studenten de grootste zorg. Geurts: ‘Na de invoering van TOM was het moeilijker om studenten te vinden voor een rol in een bestuur. De onzekerheid was enorm, net als de impact op het studentenleven.’
Brinksma begreep die kritiek, maar hield voet bij stuk. ‘Het echte studentenactivisme heeft weinig geleden. Opvallend genoeg kregen de studenten die zich veel bezighielden met activisme de planning goed rond. Maar veel studenten schaarden van alles en nog wat onder activisme. Je kon je afvragen of dat goed was. Activisme moest wel meerwaarde hebben.’
Compenseren
De botsingen in de Uraad waren soms fel en dat liep weleens tot boven het kookpunt op, maar het CvB wijzigde niet van koers. ‘Dat kon simpelweg niet. Iedereen van een nieuwe visie overtuigen is sowieso niet makkelijk, en niemand wist toen nog hoe het precies moest. Als je kaders uitzet, kun je niet gelijk al loslaten. Ik moest de boel strak houden, ook al is er in de conceptfase en zeker later heus wel bijgesteld. Het grootste kritiekpunt was dat een student in een module alles voldoende moest halen en dat je dus op één cijfer kon zakken, maar er was ook de mogelijkheid voor studenten onvoldoendes te compenseren.’
De komst van TOM was niet het enige voer voor discussie in de Uraad. Meerdere opleidingen stapten over naar Engels als voertaal en daar was niet iedereen even blij mee. Ook het samenvoegen van de faculteiten MB en GW had veel voeten in de aarde. ‘Toch waren dat echte debatten waar ik met een goed gevoel op terugkijk. Soms liep het hoog op, maar dan ga je het gesprek met elkaar aan en daar zijn we samen altijd sterker uitgekomen’, aldus Brinksma.
Dat beaamt Geurts ook. ‘Al vind ik achteraf dat we als raad soms best harder mochten bijten. Soms leek het alsof er permanente frictie was, maar dat kwam omdat er zoveel grote veranderingen waren in die jaren en dat ging meestal moeizaam. Veel van de motieven om tot TOM te komen waren te rechtvaardigen, maar het ging ons te rigoureus.’
'Ik sta nog steeds achter de hoofdideeën. Elk model moet geleidelijk met de tijd mee veranderen, en als dat een tijdje niet gebeurt – en dat was toen zo – dan is er groot onderhoud nodig'
Brinksma kijkt bovenal met positieve gevoelens terug op de periode 2011-2015. ‘Het klinkt wat hautain omdat ik toen rector was, maar de zichtbaarheid en het elan van de UT nam toe in die jaren. We deden er weer toe. De jaren daarvoor ging het zeker niet slecht, maar de uitstraling van de UT was toch wat in het slop geraakt. TOM heeft er zeker aan bijgedragen dat er weer energie in de campus kwam. Bovendien voelde het voor mij alsof we enigszins terugkeerden naar het onderwijskundig idealisme van het begin van de THT. Ik voelde dezelfde pioniersmentaliteit.’
En of hij als rector nu zaken anders had aangepakt? ‘Ik sta nog steeds achter de hoofdideeën. Elk model moet geleidelijk met de tijd mee veranderen, en als dat een tijdje niet gebeurt – en dat was toen zo – dan is er groot onderhoud nodig. De tijd is nu alweer zo veranderd dat ik niet kan zeggen of ik dingen nu anders zou aanpakken. Over de resultaten ben ik wel te spreken.’